donderdag 16 augustus 2007

Ziek, en beter

Daar ben ik weer.
Het is een paar dagen stil gebleven rondom mij, dat weet ik. Ik heb de afgelopen drie dagen niet achter mijn computer gezeten, dat ging even niet. Ik werd maandagmiddag bevangen door een moedeloos gevoel, en ten einde raad ben ik maar op bed gaan liggen om te proberen wat te slapen. Dat lukte ook niet echt, want ik kreeg last van hartkloppingen, of iets dergelijks. Mijn hart klopte om onverklaarbare redenen zo snel dat ik niet de rust vond om in slaap te vallen.
Een paar uur later moet ik in slaap zijn gevallen, en toen ik de volgende ochtend wakker werd had ik niet de kracht om op te staan en me aan het werk te zetten. Het was niet iets fysieks, eerder iets in mijn hoofd. Ik had er gewoon even geen zin meer in. Ik was zo ontzettend moe, en lusteloos.
Even heb ik getwijfeld of ik de ziekte van Pfeiffer had of iets dergelijks, maar die moet je ergens opdoen, en ik ben de afgelopen weken niet echt op plaatsen geweest, dus ik denk niet dat het Pfeiffer is.
Ik ben dinsdag de hele dag in bed blijven liggen. Ik heb wat nagedacht, wat ideeën voor nieuwe boeken opgeschreven. Ik heb ook een paar keer gehuild; daar schaam ik me niet voor. Woensdag was het hetzelfde verhaal. Ben tussendoor wat opgestaan om iets te eten of drinken, en heb de televisie even aan gehad, maar voor de rest niet veel uitgevoerd. In de nachten lag ik lang wakker; ik hoorde telkens een of ander pianomelodietje in mijn hoofd, maar ik weet niet waar het vandaan kwam.

Vandaag voelde ik me gelukkig beter. Ik zit alweer achter mijn computer, en ben weer bezig aan 32 juli. Ik zit er over te denken om dit boek een subtitel te geven: Het Delta Dilemma, omdat het wel pakkend klinkt. Ik denk er ook aan om iets met de letter Delta in mijn verhaal te introduceren, zodat dat ‘Delta’ ook ergens op slaat. Misschien kan het de naam zijn van de tijdmachine waarmee onze helden terug naar 32 juli reizen. Of van de grote gulden schorpioen die ik op zeker moment in het verhaal wil introduceren. Hij kan de opdrachtgever van onze helden zijn.
Hieronder een nieuw fragment. In deze scène is een van de personages er in geslaagd door de tijd te reizen. De anderen blijven verbaasd achter.

Toen Adrian weer helder uit zijn ogen kon zien, zag hij Hiran bewusteloos op de grond liggen. De koning zat in een hoekje te jammeren. Een paar tafels en kasten waren omver gevallen. De prins had de aftocht geblazen, maar waar was hij heen?
Hiran had het gevoel dat hij iets miste, dat hij aspecten over het hoofd zag. De open plekken werden hem een beetje te groot. Straks zouden ze nog een zwart gat vormen dat dit bizarre avontuur in haar geheel opslokte.
Hij liep naar de koning, een stoel als wapen voor zich uit houdend, voor het geval er nog iets onwaarschijnlijks zou gebeuren.
“Wat een ellende. Ik had nooit koning moeten worden.”, zei de koning met een snik in zijn stem.
“Niet huilen, Sire”, zei Adrian kalm, “Ik weet zeker dat…”
De deur van de studeerkamer ging open en de kok kwam binnen gestapt, een schaal met zich meedragend.
“Wie wil er heerlijke truf…Grote Goden, wat is hier gebeurd?” Hij keek van de bewusteloze Hiran naar de jammerende koning naar Adrian met de stoel, en even leek het of hij overwoog een slechte punchline te zeggen, in de zin van: ‘Dat noem ik nou een dolle boel!’ of ‘Stelletje Schorpi-oenen!’. Godzijdank hield hij zijn mond.
“Verkeerde kamer…”, mompelde hij, de deur achter zich sluitend.
Adrian wendde zich weer tot de koning. “Sire, kunt u me horen?”, probeerde hij, “Er is iets heel geks gebeurd, maar u zult zien dat…”
“Ja, ik hoor je wel. Ik ben geen klein kind.”, snauwde de koning. Hij stond op. “Ik had in bed moeten blijven liggen vanochtend. De dag heeft tot nog toe alleen maar ellende gebracht. Niet dat hij daarin verschilde van, pakweg, alle andere dagen…” Hij zette zijn scheefgezakte kroon recht.
Adrian begaf zich naar Hiran, die nog altijd buiten westen was, en schudde hem door elkaar. Hiran had ergens gehoord dat je in zulke gevallen een glas water in het gezicht van de bewusteloze moest leeggooien, hoewel andere bronnen beweerden dat je bewusteloze mensen juist nooit wakker mocht maken, omdat ze dan helemaal in de war zouden raken en hun hoofden zouden ontploffen.

Ik ben blij dat ik nu wat meer vaart in mijn verhaal kan brengen, en wat minder tijd hoef te besteden aan expositie. Er zwerven nog zoveel plotlijnen rond dat ik er over denk om maar een trilogie van mijn verhaal te maken. Ik heb al een hoop ideeën voor een mogelijk vervolgdeel opgeschreven. Ik besef dat ik dan wel eerst dit deel gepubliceerd moet krijgen, maar ik denk dat het aan de kwaliteit niet zal liggen, want tot nu toe is mijn verhaal denk ik minstens even goed als het eerste deel van ‘In de ban van de ring’ van Tolkien.
Wish me luck!

Krijn uit.

Geen opmerkingen: