zondag 2 december 2007

Op Ruwe Planken Neplog Wedstrijd



Hoera! Ik ben de winnaar van de Op Ruwe Planken Neplog Wedstrijd!
Krijn zou hier erg blij mee zijn geweest, maar helaas kwam het voor hem te laat...
Desalniettemin ben ik hier erg blij mee!
Het bijhouden van een neplog is een erg leuke en zelfs verslavende ervaring geweest. Het lucht op als je al je mislukkingen, teleurstellingen en irritaties als schrijver kunt ophangen aan een ander, fictief personage, waarachter je je kunt verschuilen. Wie weet schrijf ik in de toekomst nog wel eens een neplog, of wie weet zelfs een weblog.

Marcel uit.

vrijdag 2 november 2007

Gefopt!!!




Het was dus allemaal niet echt...

donderdag 13 september 2007

BLOG GESTAAKT!

Op verzoek van de nabestaanden van de betrokken weblogger heeft blogger.com besloten dat het niet meer mogelijk is om berichten of reacties te plaatsen in dit weblog.
Blogger.com vraagt om u begrip hiervoor, en herinnert u er graag aan dat de meningen en uitlatingen van de weblogger niet representatief zijn voor de meningen van blogger.com.
Voor het maken van een nieuw weblog verwijzen wij u graag door naar onze homepage.

zaterdag 1 september 2007

A fond farewell!

Daar zijn we dan. Mijn laatste blogpost.
We hebben wat meegemaakt met zijn allen. Ik weet niet hoeveel lezers ik gehad heb, maar zeker is dat ze mij in mijn meest turbulente levensfase hebben meegemaakt. Ik wil met een goed gevoel eindigen; heb alsjeblieft geen hekel aan mij.
Ik verontschuldig mij voor al die keren dat ik mijn geduld ben verloren, dat mijn posts onleesbaar en onduidelijk waren omdat ik weer depressief of dronken was. Ik heb spijt van de keren dat ik mij aanstelde omdat ik weer eens was afgewezen, voor alle keren dat ik in het wilde weg ben gaan schelden en gaan beschuldigen.
Nu is er niets van dat.

Ik ben volledig kalm.

Ik heb mijn besluit genomen, en ik zal hier niet meer op terug komen. Ik heb er even over nagedacht, ik heb de voors en tegens afgewogen, en er zit nog maar één ding op.
Om Robert Smith van The Cure te citeren: ‘I think I’ve reached that point where giving up and going on are both the same dead end to me’.

Het goede nieuws is dat dit alles gaat eindigen met een knal. Ik zal vechtend ten onder gaan.

Ik wil mijn excuses aanbieden aan mijn ouders, aan mijn zusje en mijn broertje, aan mijn vrienden, aan mijn ex-vriendin zelfs, aan enige andere familieleden of kennissen die ik met mijn onvoorspelbare gedrag op de kast heb gejaagd.

Haat mij niet om wat ik ga doen. Het heeft allemaal een reden.

Vanavond is de uitreiking van de literaire prijs De Gulden Pennevrucht in popcentrum 013 in Tilburg. Ik zal er bij zijn. Niet om mijn prijs op te halen; ik heb elke hoop om tijdens mijn leven nog bekend te worden als schrijver al opgegeven.
Nee, ik zal er om een heel andere reden zijn. Zodra alle genomineerden, al die jonge schrijvers met hun vele ideeën en hun… hun veelbelovendheid daar binnen zijn, zodra de jury haar plaats heeft ingenomen, zodra het spektakel begint, dan zal ik de deuren sluiten. Dan gaat de boel op slot. Niemand komt de zaal uit!
De eersten die de vlammen zien zullen in paniek raken, ze zullen proberen te vluchten, maar ver zullen zij niet komen. Ze zullen stuiten op de deuren, ze zullen elkaar in blinde paniek vertrappen, en de overlevenden zullen stikken in de rook, en branden in de vuurzee.

Ik zal wachten tot iedereen verbrand is, ik zal kakelend lachen bij het aanschouwen van die immense vlammen, van die geur van verbrand vlees. En daarna? Ik ga niet de gevangenis in, ik ga me niet aangeven. Daarna zijn het pijnstillers voor mij, een hoop pijnstillers, té veel pijnstillers. En als dat niet werkt; het gas. Ik kom er wel uit. Ik maak me er niet druk om. Ik heb mijn besluit gemaakt.
Het komt wel goed.

Want na mijn dood zal ik groot zijn. Ik zal een martelaar zijn voor mijn werk. Zodra 013 in puin ligt en men ontdekt dat ik verantwoordelijk was voor de dood van al dat jonge schrijftalent, van die o zo talentvolle en prominente jury, dan zal de aandacht voor mijn werk toenemen, dan zal ik bekend zijn.
Mensen zullen mijn werk lezen, en ze zullen zich verwonderen over deze ongewone en briljante geest, een geest als een diamand; kil, hard en briljant, die door zijn omgeving, door onze gecorrumpeerde samenleving, tot deze uiterste daad werd gedreven. Het zal een daad van verzet zijn.
Ik ben een martelaar!

Houd de kranten daarom goed in de gaten. Ik zal voortleven in de herinneringen van velen.

En jij, bedankt voor het lezen van mijn weblog. Heel erg bedankt.

Krijn uit!
Over en uit.

Als dit mijn laatste blogpost is dan weet je het wel...

Ik heb het gevoel dat ik gek word…

Geachte heer Krijkbolder,

In goede orde hebben wij het door u ingezonden manuscript, getiteld ‘32 juli: Delta Dilemma’ ontvangen.
Helaas achten wij dit manuscript, na het te hebben doorgelezen, niet geschikt voor publicatie. Het past simpelweg niet binnen de stijl van onze uitgeverij.

Met vriendelijke groet,

Stef Mestdagh,
Redacteur.


Natuurlijk; ik heb om opheldering gevraagd. Ik heb meteen om opheldering gevraagd. Dit was onacceptabel! Ik stuur hen een boekwerk val vele, vele bladzijden, en alles wat ik terugkrijg is EEN LULLIG MAILTJE VAN NOG GEEN VIJF REGELS?
Het is belachelijk! Het is de ondergang van onze beschaving, de schijnvertoning, de kerstfarce! Het is niet te geloven!
Ik ben zo boos, zo woedend… Ik…

Ik heb ze een mail terug gestuurd, ze gezegd hoeveel moeite ik in mijn verhaal gestoken heb, dat ze de symboliek, de boodschap die ik zo naarstig heb verkondigd niet hebben begrepen, niet hebben wíllen begrijpen, dat ik een artiest ben, een auteur, een visionair!
Ik heb geprobeerd het hen te vertellen, maar ze weigerden te luisteren. Misschien ging ik te ver toen ik de redacteur een proleet en een vlerk en een cultuurbarbaar noemde, maar zij hadden mij ten minste serieus mogen nemen. Dit is wat ik ten antwoord kreeg.

Geachte heer Krijkbolder,

U verzocht mij om meer opheldering omtrent de afwijzing van uw ingezonden manuscript. Ik zal het kort houden, en ik hoop dat u tegen kritiek kunt. Uit uw mail leid ik af dat u misschien geen redelijk persoon bent.
Er is eerlijk gezegd maar weinig dat sprak voor uw manuscript, 32 juli: Delta Dilemma. Er zaten weinig taalfouten in, dat moet ik u nageven. De opmaak was niet onaardig, en het was verstandig uw verhaal in hoofdstukken op te delen. Ook was het aangenaam dat u de pagina’s genummerd had; veel schrijvers vergeten zoiets.
U ziet dat ik nu uit alle macht probeer iets positiefs te zeggen over uw manuscript, maar dat dit mij zwaar valt. Er deugt gewoon zoveel niet aan.
Vergeef me dat ik zo recht voor zijn raap ben, maar ik vrees dat de boodschap anders niet over komt. Niemand, maar dan ook niemand, meneer Krijkbolder, zit te wachten op een postapocalyptische satirische komithriller, of tot welk genre uw verhaal dan ook moge behoren. Niemand zit hier op te wachten, zeker niet als deze klungelig is geschreven, gevuld is met geforceerde, onleuke grappen en een plot die op zijn best warrig is en op zijn slechts uitermate frustrerend. Op geen moment voelde ik enige binding met de personages. Integendeel; ik had de grootst mogelijke moeite hen uit elkaar te houden, daar zij zoveel op elkaar leken, in die zin dat zij allen vlak en onuitgewerkt bleven.
De gebeurtenissen volgen elkaar onhandig op, en u wisselt te vaak en te snel van perspectief, waardoor ik mij tijdens het leven vaak onpasselijk voelde worden. Deze onpasselijkheid werd slechts versterkt door uw inconsequente schrijfstijl en haperende taalgebruik, dat is doorspekt met antiquarische termen als ‘cyclopisch’, ‘tantalismen’, ‘cromulentie’ en ‘visceraal’ evenals foute anglicismen als ‘waterscheidingsmoment’, ‘vroeger of later’ en ‘brandnieuw en uw veel te lange zinnen, die niet alleen mij maar ook mogelijke lezers keer op keer weer tegen het hoofd zouden stoten.
Tenslotte stoor ik mij ten zeerste aan de racistische sentimenten, die u bepaald niet onder stoelen of banken steekt. Ik weet niet of u in uw jeugd gepest bent door Joodse kinderen, maar zelfs dergelijke pesterijen zouden de talloze tirades tegen het Joodse volk die u in het manuscript hebt verwerkt niet kunnen rechtvaardigen. Ook ten aanzien van verschillende andere volkeren, waaronder de Chinezen, zigeuners, Ieren en moslims hanteert u sterk gedateerde stereotypen, maar zij verbleken bij de redeloze vuilbekkerij die u spuwt over het Joodse volk. Ik word er al misselijk van als ik er alleen maar aan denk.

Ik hoop dat ik het hierbij kan laten. Ik hoop dat ik u duidelijk heb kunnen maken waarop het staat, en dat u geen recht hebt mij een proleet of een schapenneuker te noemen. Van dergelijke beledigingen ben ik niet gediend, meneer Krijkbolder.

Ik overdrijf niet als ik zeg dat dit het slechtste manuscript is dat ik ooit heb gelezen, ooit.
Houd alstublieft op met schrijven.
De gedachte alleen al dat er mensen als u zijn die dag en nacht hun papier met de meest verderfelijke onzin bekladden bezorgt mij nachtmerries.

Met vriendelijke groet,

Stef Mestdagh,
Redacteur.


Ik heb geschreeuwd, geroepen. Ik heb geprobeerd alles van mijn computer te wissen. Ze hebben zelfs mijn naam verkeerd geschreven... Ik ben níemand. Ik weet het niet meer. Ik kan het niet meer.

Nu is alles zwart.

donderdag 30 augustus 2007

HOU OP!!!

:(

Het is leuk geweest. We hebben allemaal kunnen lachen, lachen om die stomme Krijn met zijn verhaaltjes en zijn idee om schrijver te worden.
Nu wil ik dat iedereen weer normaal doet, en dat het gezeik voorbij is. Laat me alsjeblieft met rust, wie dit leest weet wel wie ik bedoel. Eerst mijn ouders die de hele dag staan te bellen voor de deur (ik heb natuurlijk niet open gedaan), en daarna de nieuwe vriend van mijn ex die niet meer wil dat ik haar zwart maak op mijn weblog. Maar dat doe ik toch, want ze is een stomme teef en ze heeft toch geen verstand van literatuur en ik hoop dat ze brandt in de hel.

Ik ben de beste schrijver ter wereld, maar de wereld lijkt dit niet te beseffen.
Ze zullen zo’n spijt hebben als ik dood ben, als ze dan mijn bestanden vol verhalen ontdekken, deze lezen en inzien dat ik mijn tijd ver vooruit was, hoe ik mij in velerlei genres gespecialiseerd heb, hoe ik werkelijk dacht over van alles en nog wat. Dan zullen mijn verhalen postuum worden gepubliceerd en ik zal een literaire sensatie zijn.
Maar ik zal het niet meer mee maken.

Het is hun schuld! Zíj hebben me hiertoe gebracht. Die literaire lobby van idioten! Ze houden me nu in de gaten. Dat zwarte busje staat al dagen voor mijn deur. Ik ga niet meer naar buiten; ze wachten me op en halen alles van mijn computer af.
Ik heb me hier opgesloten. De buren hebben al geklaagd dat ik de muziek te hard zet maar ze kunnen naar de hel lopen. Ik draai nu vooral Joy Division, Nirvana en Elliott Smith, om in de stemming te komen voor als het moment daar is…

Ik wil het niet.
En toch…

Overmorgen is er weer een prijsuitreiking. Misschien win ik dit keer wél. Het is nog niet te laat. Misschien is dit het moment dat alles op zijn kop zet, ten goede welteverstaan.

Dierbare aanwezigen, juryleden van De Gulden Pennevrucht

Mensen, mensen, wat ben ik blij dat ik dan toch uiteindelijk, na alles, deze prijs gewonnen heb. Ik moet zeggen dat ik ten einde raad ben geweest, me met regelmaat depressief heb gevoeld, zelfs… zelfmoord heb overwogen, en daar ben ik heel eerlijk in, beste mensen. Schrijven is gedurende de afgelopen periode mijn lust en mijn leven geworden. En als anderen niet te spreken zijn over jouw lust en leven, als ze daar nare opmerkingen over gaan maken, en je oproepen om voortaan maar niet meer te schrijven omdat je ‘evenveel aanleg voor het schrijven hebt als een blinde voor het kaartlezen’, dan doet dat pijn, beste mensen, dat doet píjn. Maar dit is nu voorbij. Ik heb immers gewonnen! Ik wil de wereld omhelzen, bedanken.
Mijn leven staat weer op de rails en daar ben ik heel, heel blij mee.


En dan zullen ze applaudisseren en trots zijn dat ik me uit dit dal heb getrokken. En ik zal populair zijn en voor allerlei praatprogramma’s worden gevraagd.

Misschien komt het toch nog goed. Maar niet te lang meer… Ik wil niet te lang meer wachten.

Ik kán dit niet meer.

En nee, ik ben niet dronken. Het is verdomme ’s middags en dan ben ik niet dronken! Ik moet echt nog wel meer drinken om dronken te worden.
Misschien waren de pijnstillers geen goed idee. Misschien had ik het mes moeten laten liggen.

Of het gas…

Misschien…

Krijn uit!Over en uit!

maandag 27 augustus 2007

De Boekenmarkt

Krijn hier.

Ik ben gisteren naar de Tilburgse boekenmarkt geweest. Natuurlijk; er waren een hoop mensen en menigten op deze markt te vinden, zaken die ik gewoonlijk liever vermijd, maar ik vond nu eenmaal dat ik, als schrijver, bij dit gebeuren hoorde te zijn.
Niet dat ik veel heb gekocht: ik lees niet graag het werk van anderen; dat zou mijn eigen originaliteit maar bederven. Ik heb wel wat langs de kraampjes geslenterd. Hier en daar kwam ik bekende gezichten tegen, maar deze hoorden niet toe aan mensen die míj wilden kennen.
Mijn God, wat is er toch van mij geworden?

Ben ik nu werkelijk zo’n randfiguur geworden die in zijn eentje over boekenmarkten dwaalt, op zoek naar iets om zijn dagen mee te vullen? Waar is het mis gegaan? Op de basisschool was ik nog zo’n veelbelovende leerling. Ik schreef altijd al verhaaltjes over zombies en monsters en dergelijke.
Misschien is dat het… Misschien moet ik terug naar mijn ‘roots’ en weer over zombies en monsters gaan schrijven. Ik heb een tijdje geleden gespeeld met een idee voor een zombieverhaal en heb zelfs enkele bladzijden geschreven, maar het werd niks. Ik vraag me af waarom. Het concept was op zich ijzersterk. In mijn verhaal waren het niet de zombies die de beschaving ten gronde richtten, maar de mensen zelf, die in hun angst voor de zombies zover doorschoten dat men begon te plunderen of verhongeren, doden of sterven.
Ik heb er nog enkele stukken van gevonden.

Toen ik klein was dacht ik dat het ergste dat er ooit kon gebeuren een bombardement was; een massaal bombardement zoals in de Tweede Wereldoorlog, waarbij bommen op huizen werden gegooid en mensen omkwamen. Ik had daar als kind een documentaire over gezien op televisie, en die beelden zijn me zo bijgebleven dat ik altijd bang bleef voor bombardementen, maar ook voor bijvoorbeeld onweer.
Nu weet ik beter.
Het ergste dat er ooit kan gebeuren is zombies.
Zombies.

Als tot die tijd iemand me had gewezen op de, op dat moment volstrekt hypothetische, situatie van een zombie-uitbraak, had ik mijn schouders opgehaald en gemompeld: ‘Dat zie ik wel als het zover is.’
Achteraf, toen de zombies er waren, wenste ik dat ik wat minder onverschillig was geweest en me wat beter had voorbereid. Gedane zaken nemen echter geen keer.
De zombies kwamen, doch niemand had dit kunnen voorzien. De zombies kwamen op een maandagochtend, wat extra vervelend was, omdat de meeste mensen toch al zo’n hekel hebben aan maandagochtenden.
Waar ze vandaan kwamen was in het begin nogal onduidelijk; niet uit het kerkhof zoals je misschien zou verwachten. Nee, ik denk dat het gewoon een ziekte was die de zombiekoorts begon, al zullen we het waarschijnlijk nooit zeker weten.
Het schijnt dat de eerste zombies in Frankrijk opdoken, of in Spanje. Een van die landen waar je nog dorpjes en gemeenschappen in het midden van de wildernis hebt.
Uiteindelijk deed het er niet zoveel meer toe. Uiteindelijk zaten ze overal.
Het duurde ongeveer een week totdat de autoriteiten er achter kwamen dat er toch wel iets ernstigs aan de hand was en een noodalarm werd afgekondigd. Dat gebeurde opnieuw op een maandagochtend, dus opnieuw mensen kwaad.

Op een gegeven moment ben ik door een computerstoring een groot deel van dit verhaal verloren. Toen ik de computer weer terug had voelde ik er weinig voor om er verder aan te werken. Ik heb een hekel aan herschrijven. Schrappen is voor amateurs die het de eerste keer verprutsen.

Zo’n bezoekje aan de boekenmarkt heeft me wel íets opgeleverd, ‘The Mammoth Book of Murder’ namelijk. Dit is een soort encyclopedie van seriemoordenaars door de eeuwen heen. Het is erg boeiend om te lezen, wat er nodig is om mensen tot moorden te drijven. Ik denk zelf ook over moorden, maar dan niet op willekeurige slachtoffers maar op al diegenen die mij in mijn leven hebben tegengewerkt. Die pestkoppen op de middelbare school, die klootzakken van de studie journalistiek, de juryleden van alle wedstrijden waar ik al aan heb meegedaan.
Zij zouden de eersten zijn om te sterven.

Krijn uit.

zaterdag 25 augustus 2007

Can't replace the fear, or the thrill of the chase

Lieve Kitty,

Ik ben te lang om mezelf op te hangen.
Onderzoek in mijn kamer, naar hoogten en maten en diversen, heeft mij opgeleverd dat er geen plaats in het woningencomplex is waar het plafond hoog genoeg is om een riem of touw te bevestigen, mijn hoofd in de lus te steken en te gaan hangen zonder dat mijn voeten de grond raken. Het is lullig, nietwaar?
Ik weet niet waarom ik hier überhaupt over begin. Ik ben denk ik dronken. Ik heb een aantal biertjes op en ik ben zelfs de tel kwijt. Ik denk dat een groot deel van het krat er doorheen is gegaan. Hoeveel zitten er ook weer in een krat? 9 of 12? Ik ben de tel kwijt.
Ha.
IK HAAT ALLES!!!1

Ik ga morgen zo’n spijt hebben van dit bericht… Maar wat dan ook? Het is gewoon niet leuk meer… De wereld moet me niet. Ze zweren samen om me zover te krijgen dat ik er een eind aan maak, maar ze zullen me nooit zover krijgen! Ik weet niet wat ze zeggen.
Ik heb een keer een zwerver vermoord. Ik heb hem doodgetrapt, onder een brug in de buurt van mijn huis, of had ik dat alleen maar gedroomd? Of gezien? Of gedacht? Ha ha ha ha ha ha ha ha.

Ik zei eerder dat ik niet van muziek hield, maar ik moet zeggen dat de muziek van Joy Division toch wel erg goed werkt als… sfeermuziek.
‘The sorrows we suffered and never were free…’ Zeg dat wel…
Ik krijg weer brieven en mails. Ze willen mijn verhalen niet… Misschien moet ik dichter worden. Nee, het is beter als ik opener word, dan zullen de mensen mij niet meer haten…
Ze zullen wel zien. Op een dag zal ik ze allemaal versteld doen staan, die klootzakken!

DAG KITTY!!!!!!!

donderdag 23 augustus 2007

Krijns Blog: Het boeiendste Blog op het Internet!

Krijn hier.

Buiten regent het. Ik ben hier blij mee, omdat het me een excuus geeft om binnen te blijven zonder dat allerlei mensen aan mijn kop gaan zitten zeuren dat het ongezond is om altijd binnen te zitten. Stelletje eikels.
Bovendien kom ik in de avonden echt wel buiten de deur. Soms maak ik een wandeling door de wijk of naar de brievenbus. Overdag vind ik het daarvoor te druk op straat. Je komt te veel domme, lompe mensen tegen, vind ik. En de kans bestaat dat ik die trut van een ex-vriendin tegen het lijf loop, die hier veel te dicht in de buurt woont. Misschien moet ik verhuizen…
Daarnaast moet ik voor mijn werk ook wel eens het huis uit. Af en toe willen ze me spreken in Den Bosch. Ik werk momenteel namelijk parttime voor een soort reclamebureau dat daar gevestigd is. Ik schrijf wervende teksten voor internetsites, om de aandacht van bezoekers te genereren en zo. Het fijne is dat ik voor het werk zelf niet de deur uit hoef; ik kan gewoon thuis achter de computer dat werk doen, en de teksten die ik gemaakt heb doorsturen. Ik ben er gelukkig niet veel tijd mee kwijt, want liever houd ik tijd over om te schrijven; verhalen, geen reclameteksten.
Ik heb dat baantje slechts aangenomen om uit de geldzorgen te zijn; bij mijn ouders kan ik niet aankloppen; ik wil die mensen even niet meer zijn. Ook op studiefinanciering hoef ik niet meer te rekenen; ik ga dit jaar maar even niet studeren, om me op mijn schrijverscarrière te richten. Gelukkig ben ik geen ‘duur’ mens; ik koop maar eens per jaar nieuwe kleren (mode is zó’n onzin), en ik eet niet bijzonder veel (als je er over nadenkt is het heel arrogant om veel te eten, want de kinderen in Afrika hebben helemaal niets).
Zojuist heb ik weer een stel wervende teksten opgesteld:
‘Solmez reizen: slechts één muisklik van de Spaanse zon vandaan!’
‘Taxibedrijf Bommels: we zijn al onderweg!’
‘De Feitenwijzer. Feit: deze site is úw bron van informatie!’

Ik hoop dat het bureau deze teksten goedkeurt. Niet dat ik er wakker van zal liggen. Reclameteksten schrijven is niet mijn ware roeping.

Ik heb vanmorgen weer een nieuw verhaal kunnen schrijven. Het heet ‘De Aanslag’. Pas toen ik het af had besefte ik dat er eigenlijk ook al een boek is dat ‘De Aanslag’ heet. Afijn, mijn verhaal speelt zich in ieder geval niet af in de Tweede Wereldoorlog, maar in het heden, en het gaat over een jongen die een aanslag wil plegen op de jury van een schrijfwedstrijd. Hij plant een zelfgemaakte bom onder de tafel van de jury bij de prijsuitreiking, maar een lastige situatie ontstaat wanneer de jongen, die zelf ook als kandidaat aan de wedstrijd meedoet, naar de jury wordt geroepen om zijn prijs op te halen: hij heeft de schrijfwedstrijd namelijk gewonnen! Ik verklap niet hoe het afloopt, maar de climax is erg explosief.

In afwachting van de reactie op mijn manuscript van ’32 juli: Delta Dilemma’ ben ik begonnen aan het tweede deel in mijn postapocalyptische thrillertrilogie: ’32 juli: Hawking’s paradox’. Hieronder een passage:

Er waren veel struikrovers in de Nieuwropese gebieden. Als je sterk was en goed bewapend was, werd struikrover zelfs aanbevolen als beroepsrichting. Zolang de struikrovers niemand doodden en vooral rijke Nieuwropeanen overvielen, had de koning hun bezigheden gedoogd. Maar het was te verwachten dat ook struikrovers wel eens uitgekeken zouden raken op hun werk. De hele dag in de struiken zitten wachten of er iemand langs zou komen ging na een tijdje natuurlijk vervelen, en je kreeg er spierpijn van. Enkele creatieve genieën hadden hier wat op gevonden. Recentelijk was er een nieuwe stroming in de struikroverij opgekomen; de inventisme. Aanhangers van het inventisme zagen het als een sport om mensen op de meest creatieve manieren te overvallen. Jammer genoeg verstonden veel struikrovers onder ‘creatief’, ‘gruwelijk’ en ‘wreed’.
De struikrover die Adrian tegenkwam was een inventist; dat zag de tovenaar meteen.
“Goedendag, argeloze voorbijganger.”, zei de struikrover, een reus van een man met armen als metalen kabels. Hij leunde onschuldig glimlachend tegen een stel dennenbomen.
“Dag, struikrover”, zei Adrian voorzichtig, “Ik ben op zoek naar iemand. En je kunt maar beter meewerken, voor je eigen bestwil.”
Deze opmerking was voor de struikrover aanleiding tot grote hilariteit. Hij lachte overdreven hard en gemaakt.
“Niet zo snel, kleintje. Ik ben nog een hoop van plan met je. Geef me eerst je portefeuille maar.” Hij hield zijn hand uit.
“Ik ben een tovenaar. Als je begrijpt wat ik bedoel.”, zei Adrian kalm.
“Ik begrijp niet wat je bedoelt. Leg het eens uit.”, zei de struikrover.
“Je wilt geen ruzie met mij. Tovenaars zijn tot een hoop in staat.”
De struikrover lachte opnieuw, maar niet zo vriendelijk dit keer. “Ik maak zelf wel uit met wie ik ruzie wil. Kleintje.”
“Ik ken maar één woord voor jouw gedrag, struikrover: hybris. En overmoed.”, zei Adrian een beetje kwaad, “Nu, heb je toevallig een paar mensen zien langskomen…”
“Zeer zeker heb ik een paar mensen zien langskomen.”, grijnsde de struikrover, “Een paar boeren uit een nabijgelegen dorpje. Wil je weten wat ik met ze gedaan heb?”
“Nou?”
De struikrover richtte zijn massieve gestalte op en pakte de bovenste einden van de dennen waartegen hij leunde vast. Hij boog de twee toppen naar voren.
“Ik heb ze vastgebonden aan de toppen van deze bomen. Met hun benen aan de ene top, met hun armen aan de andere. Toen heb ik losgelaten.”
Adrian was geschokt, maar ook geïntrigeerd. “Wat gebeurde er toen?”
“Nou, ik zeg maar een ding. Het was om je te beschéuren. Als je begrijpt wat ik bedoel. Hahahaha.”


Ik heb nog steeds geen suggesties van lezers gehad over wat die paradox nou zou kunnen zijn. Te weinig mensen reageren op mijn blog. Heb ik nog wel lezers? Of ben ik helemaal alleen? Ha ha ha ha ha ha…

Krijn uit.

dinsdag 21 augustus 2007

Strandwandeling

Krijn hier.

Ik werd vanmorgen wakker met een neerslachtig gevoel. Ik voelde me ontevreden over alles, en ik wilde geen minuut langer in mijn kamer blijven. Ik wilde iets doen.
Gelukkig was mijn OV-kaart weer geldig, en ik heb de trein naar de kust genomen. Hier heb ik wat rond gelopen, in de eerste de beste duinen die ik kon vinden. Er waren nog enkele groepen Duitse toeristen in de buurt, maar niet veel, want het hoogseizoen is bijna voorbij, en het was behoorlijk winderig vandaag. Vooral bij de strandpaviljoens was er behoorlijk wat volk; die heb ik dan dus ook vermeden.
Het grootste deel van mijn wandeling wed ik niet gestoord. Mijn mobiele telefoon neem ik al lang niet meer mee; ik zit nu niet te wachten op meelevende familieleden die blijven zaniken dat ik naar huis moet komen.
Na een uur te hebben gewandeld ben ik op een duin gaan zitten om te lunchen, en ik heb hier wat nagedacht over wat ik nu precies wil met mijn leven, want zoals het nu gaat ben ik er niet tevreden over. Ik heb al een tijd lang het idee dat ik iets groots moet doen, iets waarmee ik herinnerd zal worden door de mensen. Ik wil dat mijn leven iets betekend heeft, ik wil mijn eigen hoofdstuk in het boek des levens. Soms twijfel ik of dat er nog in zit.
Het maakt mij echt niet uit hoe of waarom ik herinnerd word, of het voor iets goeds of iets slechts is; het laat me koud. Desnoods pleeg ik en moord of iets dergelijks. Zo moeilijk hoeft zoiets niet te zijn. Ik kan, zoals vandaag, in de duinen op de loer gaan liggen en de eerste de beste voorbijganger, bij voorkeur een kind of een vrouw, vastgrijpen en wurgen. Ik zou hier dan een verhaal over kunnen schrijven; het zou me in elk geval voldoende inspiratie opleveren. En op een dag zou het uitkomen, en dan zou ik in het nieuws komen, en dan zou iedereen mijn naam kennen.
En daarna? Ik zou in de gevangenis verdwijnen, en daarmee was het uit. Misschien werd er nog een documentaire over mij gemaakt, maar vervolgens zou ik toch echt vergeten worden. Ik wil méér dan 15 minutes of fame, verdomme! Ik wil 15 years of fame, of nog beter: 50 years of fame! Is dat teveel gevraagd? Waarom zijn allerlei nietsnutten en slampampers en idioten wel beroemd en gelukkig en ík niet? Ik word er misselijk van. Het is zo verdomd oneerlijk!
Ach, wie houd ik voor de gek? Ik zou denk ik niet eens in staat zijn een moord te plegen, zowel fysiek als mentaal niet. Ik heb gewoon te weinig, te onregelmatig, geslapen de laatste tijd…

In mijn blinde woede heb ik een verhaal geschreven over hoe hol deze cultuur van beroemdheden wel niet is. Het speelt zich af in Nederland. Alle Beroemde Nederlanders (ik haat dat begrip, maar ik haat de afkorting BN-er nog veel meer) komen om bij een benefietconcert en het Nederlandse volk gaat naarstig op zoek naar nieuwe beroemdheden in wiens schaduw zij zich kunnen laven, waardoor gewone mensen die toevallig iets bijzonders doen tot beroemdheden worden gebombardeerd.

Het kwam er op neer dat Neerland’s populaire erfgoed van de kaart was gevaagd. Een enorme klap, maar niet een die de Nederlanders nooit meer te boven zouden komen. Er hoefden vanuit de andere landen geen grootscheepse operaties te worden ondernomen om de Nederlanders er weer bovenop te helpen, want vroeg of laat zouden zij waarschijnlijk toch wel inzien dat je heel goed kon overleven zonder bekende Nederlanders. Nee, de grootste schok kwam voor de roddelbladen, de Privé, de Story, de Weekend. Zonder bekende Nederlanders om over te schrijven, bleven hun pagina’s akelig leeg, en zij zouden beslist failliet zijn gegaan als ze niet met één of ander wreed en doortrapt plannetje op de proppen waren gekomen. Jammer genoeg kwamen ze dat wel.

De hoofdpersoon neemt het op voor een jongen die ik elkaar wordt geslagen. Enkele omstanders (die zelf niets deden) zien dit, en tegen zijn zin in wordt de jongen een beroemdheid. Ik denk dat ik hem aan het einde zelfmoord laat plegen, als hij de stress niet meer aan kan.

Helaas begon de ellende toen pas echt. Een groepje mensen vormde zich rond mij, maar ik was niet bang dat ze me in elkaar zouden slaan, want de groep bestond louter uit blanke middenstanders met boodschappentassen.
“Dat heb je goed gedaan, jongen”, zei een vrouw.
“Je bent een echte held”, zei een man.
“Dat was echt een flink staaltje daadkracht, jongeman”, zei een bejaarde.
Dat zou vast. Ik had ook zó ontzettend veel gedaan om die Turken op de vlucht te jagen. Het was echt niet zo dat zij uit eigen beweging waren vertrokken of zo, dacht ik sarcastisch. Maar ik hield deze gedachten voor mij.
“Ik heb het op video opgenomen”, zei een dertiger met een nike-petje, “en ik stuur de band op naar de lokale omroep. Zul je zien dat je vanavond op omroep Brabant komt.”
Ik wilde zeggen dat ik er helemaal geen behoefte aan had op omroep Brabant te komen, maar dat zou onbeleefd zijn. Ik knikte dus maar. Misschien zouden ze me weldra met rust laten zodat ik me alsnog naar de bibliotheek kon begeven. Maar ze bleven maar naast me staan, die mensen, glimlachend, complimenterend. Het leken er steeds meer te worden.
“Wat is hier aan de hand?”, hoorde ik iemand vragen.
“Deze jongen heeft net iemand gered die in elkaar werd geslagen door Marokkanen, en hij heeft die Marokkanen op de vlucht gejaagd.”, zei een ander.
“Een puik staaltje”, zei die een.
Ik realiseerde me dat ik, als ik hier vandaag nog weg wilde komen, zelf maar iets moest ondernemen.
“Het spijt me”, zei ik, “Maar ik moet dringend ergens zijn.”
Ze stapten beleefd opzij, onder het slaken van kreten als ‘we zullen je heldendaad beslist niet vergeten’ en ‘waren alle jongeren maar zoals jij’.


Ik heb een hoop van mijn woede en frustratie in dit verhaal kunnen gieten, maar er blijft nog genoeg over. Ik hoop dat ik vannacht niet meer wakker lig.Krijn uit.

maandag 20 augustus 2007

Kleurloos

Ik heb een nieuw verhaal geschreven, een kort verhaal met de titel ‘Kleurloos’. Het is een zwartkomische thriller; ik hou wel van zwarte humor. Het verhaal gaat over een wetenschapper die per abuis een nieuwe kleur ontdekt; obloens.
Hij wil een patent op deze kleur aanvragen, maar merkt dat een schimmige organisatie hem op de hielen zit. Deze organisatie wil het monopolie op kleuren in handen krijgen, en ze hebben de kleur rood al in hun macht, waardoor mensen die bijvoorbeeld zonder abonnement op de kleur rood rood worden bekeurd kunnen worden.
Ik verklap niet hoe het afloopt, maar het einde is zeer deprimerend. Net als het leven, als je er over nadenkt.
Met zeven computer-A4’s is het verhaal denk ik een beetje te lang om ergens naar in te sturen, maar ik ben er wel tevreden over. Hieronder een passage:

‘Het was groen, en tegelijkertijd… niet groen. Er waren enkele subtiele nuances aan de kleur die haar meer, véél meer dan groen maakten, haar een geheel eigen dimensie gaven. Hij moest eerlijk bekennen dat hij deze kleur nog niet eerder had gezien, nergens. Natuurlijk: er bestonden talloze variaties op de bekendste kleuren, op rood, op groen, op geel, op blauw… maar dit was geen variatie meer… dit was in alle opzichten een geheel nieuwe kleur, een verbetering van dat saaie, dorre groen. Deze kleur drukte zoveel meer uit; melancholie, geluk, droefenis, en hoop, iets om je aan vast te houden, een blik op iets hogers; het zat er allemaal in…
Hij stond op, nam het obloenzen monster in zijn handen. Terwijl hij er naar keek voelde hij zich gelukkig worden. Hoeveel zou een patent op deze kleur hem opleveren? Als hij het verstandig speelde kon hij hiermee rijk worden, dan zouden zijn dagen van zwoegen in een laboratorium in Tilburg-Noord voorgoed voorbij zijn. Dan zou hij een eigen bedrijf kunnen beginnen.
Hij begaf zich naar de uitgang van het gebouw. Onderweg meende hij voetstappen te horen, voetstappen die kwamen uit een ander deel van het laboratorium, zijn richting in. Zijn oren moesten hem echter bedriegen, want hij wist zeker dat alle anderen al naar huis waren gegaan…’

Aardig, niet? Dat dacht ik ook.

Ik ben vandaag weer naar buiten geweest, voor enkele boodschappen. Ik heb zelfs wat gepraat met een paar andere klanten en met een caissière. Kwam onderweg naar huis een studiegenoot tegen; we hebben wat ‘small talk’ gevoerd. Ik ben niet erg goed in ‘small talk’, aangezien ik meer geïnteresseerd ben in de grote dingen in het leven, en niet in kleine onderwerpen als het weer, koetjes, voetbal en de lotto. Toch verliet ik het gesprek met een sprankje van hoop. Er had wel degelijk iemand interesse in mij getoond.
Ooit, als ik een gepubliceerd en bekend schrijver ben, dan zal ik mij weer onder de mensen begeven, en dan zullen ze allemaal trots op me zijn, en ze zullen zeggen: “Daar gaat Krijn, de schrijver. We deden er verkeerd aan hem uit te sluiten en te beschimpen!”
En ze zullen me omarmen, en ik zal populair zijn, en iedereen, íedereen, zal mijn naam kennen!

En de roem die ik tijdens mijn leven al zal mogen erven, krijgen veel schrijvers niet eens na hun sterven!

zondag 19 augustus 2007

Schaduwen in mijn hoofd, schaduwen in mijn hart

Het zit me weer niet mee. Zoals ik jullie gisteren al liet weten zou ik vandaag weer een prijsuitreiking van een schrijfwedstrijd bijwonen.
Een citaat uit het juryrapport:

‘Niet alle inzendingen waren even sterk. Naast de eerder besproken verhalen van Victor Visser en Prullie Palmer kregen we ook inzendingen van, wel, we zullen geen namen noemen. Ik wil slechts stellen dat het op zich een nobel doel is om het genre van de zwembadroman op te zetten; om zo’n genre leven in te blazen moeten de eerste exponenten hiervan echter wel kwaliteit hebben, en dat is waar het bij de inzender in kwestie aan ontbrak. Gebruik van vage begrippen als ‘sluimerend geschuifel’ en ‘een daverend grimlachen’ geven een verhaal geen flair, ze maken het hoogstens vervelend. Ik zou bijna zeggen: ‘Geef het op’, maar zo streng zijn zelfs wij niet. Blijf dus proberen (maar niet te hard alsjeblieft).’

Ik zal eerlijk zijn: ik ben dat podium op gerend en heb dat kreng dat het juryrapport voor las de huid vol gescholden. Ik had het even niet meer, en verloor de controle over mezelf. Ik ben er niet trots op.
Het ergste was nog dat ze niet zichtbaar aangedaan was. Ze moest alleen maar lachen en ze zei dat ik, Krijn Krijbolder, een slechte verliezer was. En toen begon het publiek ook nog te lachen en te joelen. Eerst dacht ik dat ze ‘Go Krijn!’ riepen, maar bij nader inzien bleek het ‘Boe Krijn!’ te zijn. Ik ben van het podium af gerend, heb de zaal verlaten, ben naar de trein gerend, zonder nog om te kijken. Toen ik in de trein naar huis zat moest ik huilen. Een oudere mevrouw bood me een pakje tissues aan.
Ik wou dat ik dood was.

Het is gewoon allemaal kut. Heel kut. Het leven is kut, en onrechtvaardig, en als het zo moet, dan hoeft het van mij niet meer.

Toen ik thuis de computer aanzette zag ik dat ik een ontvangstbevestiging had ontvangen van mijn epos 32 juli: Delta dilemma. De uitgever zou het doorlezen. Hier werd ik weer een beetje gelukkig van. Ik ben er van overtuigd dat mijn eerste boek een succes wordt. Nu voel ik me nog wel ellendig, maar niet meer zo ellendig als even tevoren. Gelukkig maar…

Ik heb nog een paar wedstrijden lopen. Daarom heb ik mijn bedankwoordje maar weer moeten aanpassen. Ik word hier zo moe van…

Beste aanwezigen, juryleden, medekandidaten van 2500 woorden

Ik ben ontzettend blij dat ik gewonnen heb; het kan dus toch. Mijn ex-vriendin, vrienden, zelfs mijn eigen ouders, ze zeiden allen dat ik het moest opgeven, dat ik onder ogen moest zien dat het niets werd met die hobby van mij, dat ik het beste maar weer een studie kon oppakken om mijn leven weer op de rails te krijgen, bij voorkeur rails die zíj voor mij uitkozen. Nou, mooi niet!
Met deze overwinning bewijs ik dat schrijven voor mij meer dan een hobby is. Ik heb er genoeg tijd in gestoken ook. Ik heb geleden voor mijn kunst. Ik heb nachten achter mijn computer gezeten, starend naar dat lege scherm, en dat meen ik echt, dames, heren, juryleden. Ik ben naar vele prijsuitreikingen geweest, waar ik werd beschimpt door de jury, die eenkennige schoften! Er waren momenten dat ik het bijltje er bij neer wilde gooien, dat ik een baan of studie wilde zoeken die mij paste, dat ik wilde accepteren dat ik niet voor een schrijversbestaan in de wieg gelegd was. Maar goed dat ik dat niet heb gedaan… Hier sta ik nu. Vergeet mijn naam niet. Krijn Krijbolder!


Mijn God… Hoe lang nog? Waarom hebben sommige mensen wel succes, en ik niet? Het is zo verdomd oneerlijk.
Hopelijk brengt de volgende uitreiking meer geluk.
Hopelijk…

Krijn uit.

zaterdag 18 augustus 2007

De laatste hand

Het is zover.
32 juli: Delta Dilemma, mijn futuristische fantasiethriller, is af. Af!
Sinds ik weer beter ben heb ik stug doorgewerkt aan mijn epos, en een klein half uur geleden heb ik er de laatste hand aan gelegd. Ik ben er erg tevreden over, met name over de ontknoping, want daar heb ik nog erg mee geworsteld. Ik heb er nu toch maar voor gekozen om het geheel open te laten eindigen, en erbij te vermelden dat een vervolg weldra wordt verwacht. Ik denk dat ik vandaag aan het vervolg begin. Deze zal 32 juli: Hawking’s paradox gaan heten. Ik wil hier namelijk op de een of andere manier de theorieën van Stephen Hawking, de slimste man te wereld, betrekken. Ik hoop dat er een paradox in zijn werk zit; dat zou echt goed uitkomen.
Ik ga deze middag eerst mijn hele verhaal nog eens doorlezen, om te kijken of er geen tegenstrijdigheden in zitten, en vanavond zal ik het opsturen naar een uitgever. Ik hoop dat die er iets mee kan. Ik weet nog niet zeker naar welke uitgever ik het stuur. Ik zou mijn manuscript naar een stuk of vijf uitgeverijen tegelijk kunnen sturen, maar dan zouden ze er om gaan zitten vechten, en ik weet niet of dat een uiteindelijke publicatie ten goede zou komen.

Mijn humeur is nu zo goed dat niets het meer kan verpesten. Ik heb gisteren en vandaag weer enige afwijzingen gekregen van korte verhalen die ik naar literaire tijdschriften heb gestuurd, maar dat kan me niet meer bommen. 32 juli zal mijn ticket tot literair succes zijn. Ik zal gelezen worden!
Morgenmiddag weer een prijsuitreiking. Ik hoop dat ik win. Dat zou echt prachtig zijn. Naar deze wedstrijd heb ik geloof ik een verhaal gestuurd over een zwembad waar een sekte allerlei vreemde rituelen uitvoert. Ik hoop ooit een heel genre omtrent de zwembadroman op te zetten, maar dat zal nog even moeten wachten.

Hieronder nog een stuk uit het eerste deel in de 32 juli trilogie:

Herrich W. Schliemann zat in zijn werkkamer zijn memoires te schrijven. Hij was nog geen veertig maar het was nooit te vroeg voor memoires. Wat als hij vandaag nog in een ‘freak accident’ gedood zou worden? Dan zou niemand weten hoe hij bepaalde gebeurtenissen uit zijn leven zag en herinnerde. Dat zou een ramp zijn. Schliemann achtte zichzelf van onschatbare cultuurhistorische waarde. Zijn dood zou een enorme klap voor de Awarkaanse geschiedenis zijn.
Hij was nog niet ver met zijn memoires. Tot nu toe had hij een titel en een eerste regel. De titel, ‘Leven met de dood op de hielen’, was op zich niet bijzonder van toepassing op zijn leven, maar klonk wel goed, en het was nog niet te laat om te gaan leven met de dood op de hielen, nietwaar?
“Ik was drie toen ik me voor het eerst realiseerde dat de wereld een vreemde plaats was.”, luidde de eerste zin. Schliemann was hier bijzonder te spreken over. Uit deze zin sprak veel verwachting voor de rest van het boek.
Er werd geklopt.
“Niemand mag me storen als ik aan mijn memoires werk!”, riep Schliemann.
Tot zijn irritatie ging de deur open. Ruddystrut Curstalotta stak zijn hoofd naar binnen. “Meneer Schliemann, er zijn ontwikkelingen waar u misschien van zult willen weten.”
“Wat dan? Wat kan er in ’s hemelsnaam zo belangrijk zijn dat je het nodig achtte me te storen? De Nieuwropeanen zijn toch zeker vertrokken? We zijn toch zeker aan de winnende hand?”
“Dat is nu net het probleem, meneer Schliemann. De Nieuwropeanen komen terug. We dachten dat ze weg waren, maar nu komen ze terug.”
“Terug? Dat is onzin.”, zei Schliemann, “Krijsenhouwer vertelde me dat hij een list had gebruikt, waardoor alle Nieuwropeanen nu hals over kop zijn vertrokken.”
“Wel, ze zijn nu in ieder geval terug. En het ziet er niet naar uit dat ze binnenkort weer weg gaan…”
De burgemeester stond op. “Gloeiende goden, als je gelijk hebt zijn we lelijk de klos!”
Met groeiende ongerustheid haastte Schliemann zich naar de stadsmuren.

Morgan hielt halt. Tien meter van hem vandaan torende het massieve stenen blok dat Omeodat was. Vierkant, hoog, gebouwd uit rode bakstenen. Het leek wel een Lego-doos, hoewel Nieuwropeanen niet bekend waren met het concept van Lego.
“Dat is een grote stad.”, zei Gon. Normale mensen dáchten zoiets.
Morgan gromde iets en keek in het rond. Er waren geen Awarkanen in hun buurt. Een paar meter verderop diende een groep Nieuwropese militairen enkele Awarkanen de genadeslag toe. Een stilte viel in het groepje.
“Dit is echt een grote stad.”, zei Gon. Hij hoopte op een reactie.
“Ja, het is een grote stad.”, zei Morgan, “Bijna even groot als de klap die ik je geef als je je kop niet houdt. Ik moet me concentreren.” Hij gniffelde in zichzelf om deze snedige opmerking.
“Nou zeg…”, zei Gon. Hij keek opzij en zag dat een groep Nieuwropeanen met een stormram in de weer was. Zouden ze daarmee de poorten van Omeodat proberen in te rammen?
Morgan bekeek de top van de muren aandachtig.
“Die katapulten zijn wel erg groot.”, peinsde hij.
“Ja”, zei Gon, “Maar wij hebben ook katapulten.”
“Ja, dat weet ik. Wist je dat ik degene was die het hele concept bedacht van het lanceren van de hoofden van de gedode tegenstanders?”
Gon wist dit wel. Morgan had het erg vaak over. Het was een van zijn weinige strategische wapenfeiten.
“Ja, dat was een goed plan.”, gaf Gon toe, “Alleen vervelend dat ze die hoofden na een tijdje begonnen terug te schieten.”
“Ja, dat was onverwacht.”, zei Morgan.


Hoe kan iemand dit boek nou weigeren? Een retorische vraag natuurlijk, want geen uitgever zal 32 juli weigeren. Daar is het te origineel voor. Ik laat het jullie weten als het wordt uitgegeven!Krijn uit!

donderdag 16 augustus 2007

Ziek, en beter

Daar ben ik weer.
Het is een paar dagen stil gebleven rondom mij, dat weet ik. Ik heb de afgelopen drie dagen niet achter mijn computer gezeten, dat ging even niet. Ik werd maandagmiddag bevangen door een moedeloos gevoel, en ten einde raad ben ik maar op bed gaan liggen om te proberen wat te slapen. Dat lukte ook niet echt, want ik kreeg last van hartkloppingen, of iets dergelijks. Mijn hart klopte om onverklaarbare redenen zo snel dat ik niet de rust vond om in slaap te vallen.
Een paar uur later moet ik in slaap zijn gevallen, en toen ik de volgende ochtend wakker werd had ik niet de kracht om op te staan en me aan het werk te zetten. Het was niet iets fysieks, eerder iets in mijn hoofd. Ik had er gewoon even geen zin meer in. Ik was zo ontzettend moe, en lusteloos.
Even heb ik getwijfeld of ik de ziekte van Pfeiffer had of iets dergelijks, maar die moet je ergens opdoen, en ik ben de afgelopen weken niet echt op plaatsen geweest, dus ik denk niet dat het Pfeiffer is.
Ik ben dinsdag de hele dag in bed blijven liggen. Ik heb wat nagedacht, wat ideeën voor nieuwe boeken opgeschreven. Ik heb ook een paar keer gehuild; daar schaam ik me niet voor. Woensdag was het hetzelfde verhaal. Ben tussendoor wat opgestaan om iets te eten of drinken, en heb de televisie even aan gehad, maar voor de rest niet veel uitgevoerd. In de nachten lag ik lang wakker; ik hoorde telkens een of ander pianomelodietje in mijn hoofd, maar ik weet niet waar het vandaan kwam.

Vandaag voelde ik me gelukkig beter. Ik zit alweer achter mijn computer, en ben weer bezig aan 32 juli. Ik zit er over te denken om dit boek een subtitel te geven: Het Delta Dilemma, omdat het wel pakkend klinkt. Ik denk er ook aan om iets met de letter Delta in mijn verhaal te introduceren, zodat dat ‘Delta’ ook ergens op slaat. Misschien kan het de naam zijn van de tijdmachine waarmee onze helden terug naar 32 juli reizen. Of van de grote gulden schorpioen die ik op zeker moment in het verhaal wil introduceren. Hij kan de opdrachtgever van onze helden zijn.
Hieronder een nieuw fragment. In deze scène is een van de personages er in geslaagd door de tijd te reizen. De anderen blijven verbaasd achter.

Toen Adrian weer helder uit zijn ogen kon zien, zag hij Hiran bewusteloos op de grond liggen. De koning zat in een hoekje te jammeren. Een paar tafels en kasten waren omver gevallen. De prins had de aftocht geblazen, maar waar was hij heen?
Hiran had het gevoel dat hij iets miste, dat hij aspecten over het hoofd zag. De open plekken werden hem een beetje te groot. Straks zouden ze nog een zwart gat vormen dat dit bizarre avontuur in haar geheel opslokte.
Hij liep naar de koning, een stoel als wapen voor zich uit houdend, voor het geval er nog iets onwaarschijnlijks zou gebeuren.
“Wat een ellende. Ik had nooit koning moeten worden.”, zei de koning met een snik in zijn stem.
“Niet huilen, Sire”, zei Adrian kalm, “Ik weet zeker dat…”
De deur van de studeerkamer ging open en de kok kwam binnen gestapt, een schaal met zich meedragend.
“Wie wil er heerlijke truf…Grote Goden, wat is hier gebeurd?” Hij keek van de bewusteloze Hiran naar de jammerende koning naar Adrian met de stoel, en even leek het of hij overwoog een slechte punchline te zeggen, in de zin van: ‘Dat noem ik nou een dolle boel!’ of ‘Stelletje Schorpi-oenen!’. Godzijdank hield hij zijn mond.
“Verkeerde kamer…”, mompelde hij, de deur achter zich sluitend.
Adrian wendde zich weer tot de koning. “Sire, kunt u me horen?”, probeerde hij, “Er is iets heel geks gebeurd, maar u zult zien dat…”
“Ja, ik hoor je wel. Ik ben geen klein kind.”, snauwde de koning. Hij stond op. “Ik had in bed moeten blijven liggen vanochtend. De dag heeft tot nog toe alleen maar ellende gebracht. Niet dat hij daarin verschilde van, pakweg, alle andere dagen…” Hij zette zijn scheefgezakte kroon recht.
Adrian begaf zich naar Hiran, die nog altijd buiten westen was, en schudde hem door elkaar. Hiran had ergens gehoord dat je in zulke gevallen een glas water in het gezicht van de bewusteloze moest leeggooien, hoewel andere bronnen beweerden dat je bewusteloze mensen juist nooit wakker mocht maken, omdat ze dan helemaal in de war zouden raken en hun hoofden zouden ontploffen.

Ik ben blij dat ik nu wat meer vaart in mijn verhaal kan brengen, en wat minder tijd hoef te besteden aan expositie. Er zwerven nog zoveel plotlijnen rond dat ik er over denk om maar een trilogie van mijn verhaal te maken. Ik heb al een hoop ideeën voor een mogelijk vervolgdeel opgeschreven. Ik besef dat ik dan wel eerst dit deel gepubliceerd moet krijgen, maar ik denk dat het aan de kwaliteit niet zal liggen, want tot nu toe is mijn verhaal denk ik minstens even goed als het eerste deel van ‘In de ban van de ring’ van Tolkien.
Wish me luck!

Krijn uit.

maandag 13 augustus 2007

Een brief

Deze brief ontving ik van een literair tijdschrift waar ik een verhaal heen had gestuurd. Ik weet eerlijk gezegd niet wat ik er van moet denken.


Geachte heer Krijbolder,

Wij hebben het verhaal dat u ons eerder deze maand toezond, ‘Zeven miljard schrijvers’ ontvangen en doorgelezen. Tot onze spijt achten wij uw verhaal ongeschikt voor plaatsing in ons literaire magazine.
Hoewel het voor ons niet gebruikelijk is om in te gaan op onze redenen voor afwijzing, wil ik dat in uw geval toch graag doen. Hoewel het idee van uw verhaal origineel is te noemen, schiet de uitwerking ons inziens sterk tekort.
U schetst een nabije toekomst waarin iedereen schrijft en succesvolle schrijvers als goden worden vereerd. Op zich is dit een boeiend gegeven. In de eerste paar alinea’s geeft u een intrigerend beeld van een wereld die zo door schrijven wordt beheerst dat niemand meer iets anders uitvoert.
Uw hoofdpersoon, Warenar Mulisch, wordt als privé-detective gevraagd de moord op een bekende uitgever op te lossen, en hier gaat het mis. U neemt uw idee te serieus. Als satire zou deze allegorie nog kunnen werken, maar niet als moordmysterie. U verliest zichzelf in beschrijvingen van de plaats delict en voert een reeks verdachten op die maar niet tot leven willen komen. Tegen het tijd dat u met een ontknoping komt heeft de lezer de aandacht al lang verloren.
Om deze reden zullen wij uw verhaal niet plaatsen. Wel wil ik u aanmoedigen om te blijven proberen. Ik heb het idee dat u te weinig schrapt in uw verhalen en te snel tevreden bent met wat u op papier hebt gekwakt. Dit is geen juiste mentaliteit voor een schrijver. De grote Gerard Reve schreef soms slechts één bladzijde per dag, de rest schrapte hij. Nu wil ik u uiteraard niet vergelijken met Reve; u zou echter wel een voorbeeld aan hem kunnen nemen.
Blijf dus proberen, maar denk alstublieft twee keer na voor u nog een verhaal naar ons stuurt. Als schrijver hebt u nog een lange, lange weg te gaan.

Met vriendelijke groet,

Barend Bielzenaar
Redacteur Literair Magazine Leesvoer



Ik ben het er niet helemaal mee eens. Ik schrap heus wel eens iets uit mijn verhalen. Ze zeggen in ieder geval dat ik wel kán schrijven, als je tussen de regels door leest, en dat ik moet blijven proberen, dus dat is wel gunstig.
Ik heb inmiddels een briefje terug geschreven, dat ik Gerard Reve maar een sterk overschat schrijver vind. Ik hou niet zo van dat gedweep met die klassieken.
Krijn uit.

zaterdag 11 augustus 2007

Blijven proberen!

Ik ben helaas ook bij de prijsuitreiking van de vorige avond niet in de prijzen gevallen. Een of ander stom tienermeisje won met een saai, slaapverwekkend verhaal over dromen. Ik word daar zo kwaad van. Mijn verhaal was ijzersterk, en ik word verdorie niet eens genoemd in het juryrapport. Het spijt me als ik als een slechte verliezer over kom, maar ik heb op het moment gewoon behoorlijk de pest in. Het lijkt alsof niets me lukt.

Vandaag heb ik ook al enkele afwijzingsbrieven ontvangen van literaire tijdschriften waar ik verhalen heen heb gestuurd. Ze willen mijn korte verhalen niet plaatsen omdat ze ‘ongeschikt voor publicatie’ zouden zijn of omdat ze ‘niet binnen de stijl van ons blad passen’. Hier kan ik ook zo kwaad om worden. In één afwijzingsbrief stond wel dat ik het moest ‘blijven proberen’, en dat geeft natuurlijk wel hoop, maar ik meen dat het een standaardformulering was.

Het is vervelend dat het nu even zo tegenzit, niet alleen met het schrijven maar ook met…
andere dingen. Mijn vriendin neemt niet meer op als ik haar bel. Ik hou het er maar op dat haar mobiele telefoon in de oplader zit of zoiets. Mijn ouders wíl ik niet eens meer spreken. Ik ga dit weekend dan ook niet naar huis. Nee, ik blijf lekker op mijn kamer in Tilburg.
Wacht maar af tot 32 juli uit komt; ik zal ze allemaal versteld doen staan, állemaal.

En misschien win ik nog wel een schrijfwedstrijd ook. Ik heb nog een heel stel inzendingen lopen, maar ik weet niet of ik naar elke uitreiking ga, zeker niet nu mijn OV-kaart niet geldig is. Het is toch telkens een lap geld die je kwijt bent, terwijl je er niets voor terug krijgt.

Ik heb mijn bedankspeech opnieuw moeten aanpassen. Mocht ik de volgende schrijfwedstrijd wel winnen, dan luidt mijn speech:

Beste aanwezigen, juryleden, medekandidaten van De Zilveren Pen

Het is met een gevoel van opluchting dat ik op dit podium verschijn. Opluchting, omdat ik de afgelopen weken sterk aan mezelf heb getwijfeld. Het zat me als schrijver tegen, een gevoel dat u allen misschien bekend is. Ik had het idee dat ik nooit iets zou bereiken met mijn schrijfsels, dat ik nog minder dan een voetnoot in de literaire geschiedenis zou zijn.
Gelukkig is deze wanhoop vanavond weggenomen.
Ik ben de afgelopen weken zeer druk bezig geweest met schrijven, heb van alles rondgestuurd, naar diverse literaire tijdschriften, schrijfwedstrijden. Een aantal bladen liet me weten dat ze mijn verhalen liever niet meer wilden ontvangen, en bij de sommige wedstrijden haalde ik de shortlist niet eens, maar ik heb toch doorgezet, en zoals nu toch maar blijkt: de aanhouder wint.

Ik dank u hartelijk.

Nu ik dit schrijf word ik toch weer iets vrolijker. Ik weet dat er mensen zijn die naar me luisteren, dat er collega-schrijvers zijn die ook aan de weg timmeren. Ik weet dat ik niet alleen ben, ook al komt er niemand meer bij me langs.
Ik weet dat het allemaal beter gaat worden.

Krijn uit.

vrijdag 10 augustus 2007

Blauw

Krijn hier.
Ik heb nu even een half uurtje pauze genomen van het schrijven omdat ik zo'n pijn in mijn rechterarm begon te krijgen. Ik hoop niet dat het RSI is. In dat geval kan ik in mijn pauze maar beter niet aan mijn blog werken...
Maar ik wil gewoon even het een en ander kwijt. Ik voel me even niet zo heel blij. Ik heb net een knallende ruzie met mijn ouders gehad. Ze zeggen dat ik mijn leven zit te verkwisten en dat ik een studie moet kiezen omdat het anders nooit wat met me wordt. Ze zeggen dat ik niet voldoende talent heb om een schrijver te worden. Ik vergelijk mijn vader graag met Arend Barend Dreverhaven uit 'Karakter', je weet wel, die vent van: "Voor negen tiende knijp ik hem fijn, en die tiende die ik hem laat zal hem sterker maken!" Ze zullen het wel goed bedoelen, maar op het moment wil ik gewoon even met rust worden gelaten.
Het lijkt er wel op dat ik in mijn eentje naar de prijsuitreiking van die schrijfwedstrijd vanavond zal moeten gaan. Normaal gaat er wel iemand mee, maar ik vind niet dat de mensen in mijn omgeving mij voldoende motiveren in mijn ambitie. Ik denk dat ik maar even binnen moet blijven. Op het moment wil ik niemand zien.

Maar voordat ik mij verlies in geneuzel, hier is nog een voorproefje van mijn postapocalyptische thriller, 32 Juli. Ik zit nu al op 75 computerbladzijden!

De kapel van Nieuwropea was sober en klein. In het midden stonden enkele houten banken en vooraan was een altaartje waarop enkele kaarsen brandden. Na de Verandering waren er zoveel verschillende groepen overlevenden bijeen gekomen, die allemaal in een andere God geloofden, dat men had besloten het polytheïstisch systeem weer uit de kast te halen. Nu mocht iedereen geloven wat hij wilde, zolang men maar niet begon te verkondigen dat de aarde plat was of dat de Joden Jezus hadden vermoord. Alle Nieuwropeanen waren welkom in de kapel, en ze konden bidden tot wie ze maar wilden, of dat nou God, Allah, Jahweh, Jezus, Zeus, Boeddha, of de grote dikke Oerworm was. In de praktijk maakten echter maar weinig mensen van deze faciliteit gebruik. Als er al iemand langs kwam was het om naar de glas in loodramen te kijken, die naar het scheen vrij uniek waren, aangezien al het andere glas in lood bij de Verandering was gebarsten.
Zoals gewoonlijk zat Hogepriester Plaster in zijn eentje te bidden. Plaster was een lange kale man van moeilijk bepaalbare leeftijd. Hij was op een dag, al meer dan dertig jaar geleden, uit de woestijn komen aanlopen en sindsdien was hij niet meer uit Nieuwropea weg te slaan. Hij propageerde geen godsdienst in het bijzonder, maar was wel bijzonder fundamenteel in zijn opvattingen. Zo bleef hij de hele zondag op bed liggen, en was hij tegen abortus (wat in de Nieuwropese samenleving door steniging van de foetus gebeurde), euthanasie (wat in de Nieuwropese samenleving door steniging van de aanvrager gebeurde) en elke vorm van groente. Geruchten gingen dat hij een tijdlang in Awarika had gepredikt, dit zonder succes. De Awarkanen deden evenmin aan Goden als de Nieuwropeanen, misschien nog minder. Ze waren alleen geïnteresseerd in religie als ze het konden gebruiken er om andere volken op aan te vallen. Kort na de Verandering waren de missionarissen, waaronder de christenen en de jezuïeten, het land binnengevallen, en zij hadden met slogans als ‘Góed gelovig!’ en ‘De grote Oerworm komt naar je toe deze zomer!’, geprobeerd de Awarkanen goedschiks of kwaadschiks geloof bij te brengen. De Awarkanen hadden hier de grap niet zo van in gezien, en onder Mastertons regime waren alle christenen voor de leeuwen geworpen.
De hogepriester ging zo op in zijn gebeden dat hij de tovenaars niet hoorde binnenkomen. Hij mompelde enkele onverstaanbare zinnen, en net wanneer het leek dat hij uitgebeden was kwam er weer een heel nieuw onverwacht gebed achteraan. Tenslotte kuchte Hiran maar.
“Wie is er in godsnaam…?”, schrok de hogepriester, “Oh, hallo Hiran en Adrian. Hoe gaat het jullie in ’s levens?”
“Zijn gangetje”, zei Adrian, “We ontwikkelen nog steeds onze magie.”
“Maar weet je dan niet dat magie het speelgoed van de duivel is?”, zei de hogepriester ernstig.
“Wij komen hier voor iets anders”, zei Hiran, “Ik hoor stemmen in mijn hoofd. Weet u wat dit kan betekenen?”
“Dat is één van de zeven tekenen van de duivelsbezetting!”, riep de hogepriester verschrikt, “Ik moet een exorcist naar Nieuwropea halen!”
“En de andere zeven tekenen dan?”, zei Hiran verongelijkt.
“Een droge keel? Regelmatige hoestbuien? Voetschimmel?”
“Oh nee!”, riep Adrian.


Zoals je ziet geef ik ook mijn mening over enige hete hangijzers, zoals religie en het recht op zelfbeschikking. Ik vind het belangrijk om ook wat diepere lagen in mijn werk aan te brengen, niet alleen verwijzingen maar ook bespiegelingen. Ik wil met mijn boek eigenlijk onze maatschappij een spiegel voorhouden. En daarnaast een spannende thriller vertellen.
Ik heb er alle vertrouwen in dat het wel goed komt met mij! Nu de mensen om mij heen nog...
Krijn uit!

donderdag 9 augustus 2007

Ken je klassiekers!

Mijn postapocalyptische thriller, 32 juli, begint een steeds tastbaardere vorm aan te nemen. Ik hoop dat het mijn debuutroman wordt. Als ik het voltooid heb zal ik het zeker naar een uitgever opsturen. Ik zit inmiddels al op 51(!) computerbladzijden. Dat is meer dan 100 echte bladzijden! En ik ben nog niet eens op een derde van het verhaal dat ik wil vertellen.

Het is een spannend verhaal, en dat zeg ik niet om op te scheppen. Het mooie vind ik dat ik ook veel verwijs naar 'de klassiekers'. Boeken die tot de canon van de wereldliteratuur worden gerekend. Ik vind het leuk om zo wat te verwijzen. Degenen die de boeken in kwestie niet kennen lezen er overheen, maar voor de echte literatuurkenners biedt het iets extras, een extra laag.
Sommige verwijzingen zijn heel klein. Zo heb ik één van de locaties in mijn verhaal het Demsterwold genoemd. Inderdaad, ik zie het je denken; dat komt uit The Lord of the Rings.
Andere verwijzingen maken meer deel uit van het verhaal. Een belangrijke intrige in de eerste helft van het boek draait om het conflict dat ontstaat tussen twee krijgers van de goeden over de wapenuitrusting van een gevallen kameraad. Beide krijgers menen daar aanspraak op te kunnen maken, en een felle ruzie ontstaat. Inderdaad, net als in de Griekse mythologie, bij de belegering van Troje, als Odysseus en Aiax ruzieen over de wapenrusting van Achilles.
Hieronder weer een fragment:

Onze helden haastten zich de tent uit. Aan de horizon was een stofwolk te zien. De wolk kwam vlug dichterbij gedraafd over de vlakten. De aanwezige Nieuwropeanen bleven staan en tuurden in de verte. Het laatste restje zon stond op het punt onder te gaan en verlichtte de vlakte met een spookachtig schijnsel.
“Versterking?”, speculeerde Gon.
“Problemen.”, voorspelde Morgan.
Hij had het bij het juiste eind. Al snel bleek dat de stofwolk prins Klaas herborg. Prins Klaas op zijn vliegensvlugge zwarte ros Jody. En hij zag er behoorlijk kwaad uit. In zijn hand hield hij een zwaard, dat hij vanaf het zadel naar beneden wierp. Het wapen landde met de punt naar voren in het stof voor Morgans voeten.
“Verdraaid”, zei prins Klaas, “Ik mikte op zijn hoofd.”
De prins sprong van zijn paard af en ging dreigend voor Morgan staan. Zijn gezicht zat onder het stof en zijn haren dansten in de avondwind. Hij was zeker een hoofd groter dan Morgan, maar Morgan was op zijn beurt twee keer zo breed. De Nieuwropeanen gingen in een kring om hen heen staan, zoals de gewoonte was in de Nieuwropese streken. Een goed gevecht wilde je nu eenmaal niet missen, ook al moest je je eigenlijk bezighouden met het belegeren van een vijandige vesting.
“Wat moet je?”, vroeg Morgan.
“Dit betekent…ruzie!”, spoog de prins.
“Waarom nu weer? Is het omdat ik zo veel mannelijker dan jij ben, seksueel ambigue randfiguur, met je metroseksuele kapsel! Jij schitterende schottelslet!” Deze verwensingen had Morgan opgepikt tijdens zijn korte verblijf bij de scheldpoëten van Arkadia.
“Je weet heel goed waarom! Geef me die wapenrusting terug!”, zei de prins streng. Hij wilde liever meteen beginnen met vechten, maar enkele maanden geleden had die idioot van een Adrian er een wet doorgekregen die gebood dat Nieuwropeanen die met elkaar wilden bakkeleien van te voren eerst een uitgebreide woordenwisseling moesten hebben, en al argumenterend moesten pogen elkaar op andere gedachten te brengen. Voor de vorm werd er dus nog wat gesproken.
“Ik weet van geen wapenrusting…”, peinsde Morgan. Hij meende het. Voorvallen verdwenen vaak al na een uur of drie in de prullenbak van zijn geheugen.
“Jij hebt hem gestolen!”
“Ik heb hem níet gestolen!”
“Bans wapenrusting! Waar heb je hem gelaten?”
Nu herinnerde Morgan het zich. Hij had vanmorgen nog ruzie gemaakt over die wapenrusting. Dat waren nog eens mooie tijden.
“Ik zie dat je liegt!”, riep de prins, “Je hebt hem ergens verborgen. Zeg maar waar, dan geef ik je een minder hard pak rammel dan ik van plan was.”


En dit gebeurt nog maar in de eerste tien bladzijden van mijn epos! Kun je nagaan hoe episch de rest wordt. Ik laat het jullie weten als het af is, ik hoop binnen een week of twee.
Krijn uit.

woensdag 8 augustus 2007

32 juli!

Ik zit al op 30 computerbladzijdes met mijn epos '32 juli' en tot nu toe ben ik er erg tevreden over. Natuurlijk wil ik voor jullie, lezers van mijn blog, wel een tipje van de sluier oplichten. Hieronder een fragment uit het eerste hoofdstuk van '32 juli'.

Het geluid dat het einde van de wereld met zich meebracht was oorverdovend. Zo moet de Oerknal hebben geklonken, ware het niet dat de Oerknal het begin der tijden vormde, terwijl deze knal juist het einde inluidde.
Het einde... van onze beschaving.
Steden werden compleet van de kaart geveegd, woeste golven verslonden de kust, aardbevingen reten continenten aan stukken. In de verte was een gekrijs te horen... de kreet van de garoeda, die was als het luiden van de klok.
De klok des oordeels.

Het was 32 juli.

Het eind der tijden maakte een eind aan een hele hoop, waaronder alle technologie waaraan we zo gewend zijn, en nog veel meer. Zo’n 99.5% van de wereldbevolking ging de pijp uit. Dit wekt een illusie van weinig overlevenden, maar vergeet niet dat de wereld op het moment van haar Apocalyps een paar miljard man rijk was, wat betekent dat er nog genoeg mensen overleefden om in dit verhaal op te voeren.
Dat neemt niet weg dat het eind der tijden een vreselijk nare gebeurtenis was, waarin velen hun naasten verloren, als ze het zelf al overleefden. Vandaar dat de overlevenden van het eind der tijden deze gebeurtenis nu eufemistisch ‘de Verandering’ noemen. Waarover later meer. Van de gebouwen en constructies die we kenden restte weinig meer na ‘de Verandering’, en mensen moesten op zoek naar nieuwe wijzen om zichzelf in leven te houden. De eerste paar jaar na de Verandering waren een nachtmerrie, dat moet je van me aannemen. Het was ieder voor zichzelf. Elke vorm van gezag was weggevallen en zij met een slechte inborst hadden de vrije hand. Roof, moord en verkrachting waren aan de orde van de dag.
Maar mensen hebben een behoefte zich te organiseren in samenlevingen, voor ieders bestwil. Ze neigen een deel van hun rechten in te leveren, af te staan aan een maatschappij of aan een sterke leider met een geweldsmonopolie. En dat is maar goed ook.

Het verhaal gaat vervolgens pas acht jaar later verder. Het gaat dan over een groep overlevenden die zich verschanst hebben in de ruines van een belangrijk gebouw (ik weet nog niet welk gebouw, maar denk eens aan de ironie die zou ontstaan als het een gebouw zou zijn dat in ónze tijd al een ruine was, zoals het Collosseum of de burcht van Mycene). De overlevenden zijn verwikkeld in een oorlog met een andere groep overlevenden, de zogenaamde Awarkanen. Deze staan symbool voor de verdorven Amerikaanse manier van leven. Zie je, mijn epos heeft ook een subtiel satirisch randje; zo zie ik het het liefst.
De eerste hoofdstukken beschrijven een strijd tussen de helden en de Awarkanen die een zogenaamde tijdscapsule in de woestijn hebben gevonden. Deze is begraven vóór de Verandering, en bevat allerlei (inmiddels verloren gegane) kennis, waaronder die voor het bouwen van een tijdmachine. Onze helden bouwen de tijdmachine, en dan begint het echte avontuur, en enkelen van hen reizen terug naar onze tijd, naar 29 juli, waarna ze drie dagen de tijd hebben om '32 juli' te voorkomen. Die drie dagen wil ik in 'real-time' schrijven, maar ik weet nog niet precies hoe. Suggesties zijn, als altijd, welkom.
Krijn uit.

dinsdag 7 augustus 2007

De tweede poging

Aanstaande vrijdag zal ik weer een prijsuitreiking bijwonen. Ik hoop dat ik deze keer wel iets win. Ik heb er erg veel zin in; het is toch weer een soort van uitje, toch weer een gelegenheid om mijn huis uit te komen. De afgelopen dagen ben ik veel binnenshuis gebleven, achter mijn computer, om aan mijn korte en lange verhalen te werken. Ik ben nooit zo'n groot fan van de zon geweest, dus het deert me niet. Mijn vriendin zegt dat ik een keer mee moet naar het strand, maar dat lijkt me de hel. Mijn ouders blijven steeds maar bellen of ik wel voldoende buiten kom en wel gezond eet, maar ik bel ze niet terug. Ik vraag me af waar ze zich mee bemoeien.

Dit is een belangrijke periode in mijn leven. Ik zal me deze vakantie moeten bewijzen als schrijver. Als dit niet lukt moet ik volgend jaar weer een studie gaan volgen, en dat lijkt me nu even niets. Ik heb drie jaar lang Journalistiek gestudeerd, en dat is niet leuk geeindigd, niet leuk voor mij en niet leuk voor alle andere betrokkenen. Nee, ik blijf voorlopig liever op mezelf. En daar kan ik niet teveel bemoeienis bij gebruiken.

Het verhaal dat ik naar de schrijfwedstrijd van aanstaande vrijdag heb verstuurd, Een jongen met pit, is een psychologische thriller over een jongen die per ongeluk een pit van een sinaasappel inslikt, waarna er een sinaasappelboom in zijn buik gaat groeien. Het is vrij luguber allemaal.
Hieronder een passage:

“Dit is niet de eerste keer dat ik zoiets meemaak, dokter”, verduidelijkte mijn moeder, “Het is zijn grootvader, die was ook al zo’n warhoofd, ook eens overgekomen, maar bij hem waren ze er veel sneller achter, en toen hebben ze het nog kunnen wegsnijden.” Ze zuchtte diep, en wierp toen een vernietigende blik op mij. “Ik begrijp ook niet hoe je wekenlang met zo’n, zo’n díng in je buik kunt rondlopen. Zoiets mérk je toch?”
De dokter gebaarde dat ze rustig moest blijven, en sprak toen weer verder. “We gaan er alles aan doen om te voorkomen dat die boom verder groeit. Daarom zijn we overeen gekomen dat je maar naar een koude plaats op vakantie moet, een héél koud land bijvoorbeeld, zodat die boom daar rustig kan sterven, dan kunnen we je daarna opereren om de resten te verwijderen en te snoeien, mocht dat nodig zijn. Begrijp je?”
Ik knikte, hoewel ik het allemaal erg ingewikkeld vond klinken.
“We kunnen wel op de Nederlandse winter wachten, maar die wordt zelden heel koud, en we moeten nu echt harde middelen gebruiken.”
Ik zei hem dat dat goed was, en vroeg waar ik dan heen moest. Hij zei dat mijn moeder daarover zou beslissen. En toen was het weer tijd om te gaan.
“Maak je geen zorgen”, zei de dokter bij mijn vertrek, “Jij bent niet de eerste die zoiets overkomt.”
Hij liet me een foto zien van een jongen die een deel van een appelboom uit zijn mond had groeien. Als dit bedoeld was om mij gerust te stellen, dan werkte het niet echt. De mond van die jongen was helemaal opengesperd, en hij stond maar moeilijk op zijn benen.
“Het gaat nu betrekkelijk goed met die jongen”, zei de dokter, “Om de zoveel weken wordt die boom weer wat gesnoeid, en hij kan nog gewoon naar school. En die appels kun je gewoon eten, grappig hè?”


Spannend, niet? Ik hoop dat de jury daar ook zo over denkt.
Op het moment werk ik ook veel aan mijn thriller, 32 juli. Ik heb de proloog al bijna af. Misschien plaats ik een dezer dagen een voorproefje op dit blog.
Hier zal ik het bij houden. Wish me luck!
Krijn uit.

zondag 5 augustus 2007

De aanhouder wint, en Bedankbriefje #2

Ik heb de schrijfwedstrijd helaas niet gewonnen. Het is een beetje een teleurstelling, maar ik ga natuurlijk niet bij de pakken neer zitten. Hoe groot was de kans dat ik zou winnen? Niet zo groot. Er waren meer dan vijftig inzendingen, en er werden maar drie winnaars aangewezen. Je moet wel heel wat in je mars hebben om dan te winnen.
Ik denk ook graag dat het aan de jury van deze wedstrijd lag. Elke wedstrijd heeft weer een andere jury, en die hebben allemaal een eigen idee van wat een goed verhaal is. Deze jury was waarschijnlijk geen groot fan van mijn schrijfstijl, maar een andere jury denkt daar misschien heel anders over. In het juryrapport zeiden ze dat 'originaliteit niet automatisch een goed verhaal maakt, en dat het nóóit een goed idee was om je verhaal vanuit het perspectief van een pion in Mens-erger-je-niet te schrijven' wat ik erg onbeleefd vond. Gelukkig wist niemand dat het om mij ging.
Maar goed, ik kom er wel overheen. Ik was wel boos toen bleek dat ik niet in de prijzen was gevallen, maar ik ben niet haatdragend. Ik ben nu zelfs al weer met een nieuw verhaal bezig, over het jurylid van een schrijfwedstrijd dat per abuis een poort naar de hel opent en dan verkracht wordt door demonen. Maar daar was ik al vóór deze wedstrijd aan begonnen.
Deze week weer een prijsuitreiking. Hopelijk win ik dan wel wat. Ik heb mijn bedankbriefje voor die gelegenheid al aangepast.

Beste aanwezigen, juryleden, medekandidaten van Schrijverscapriolen

Ik ben oprecht verbaasd dat ik gewonnen heb. Natuurlijk is dit niet de eerste schrijfwedstrijd waar ik aan mee doe, maar het is nog altijd één van de eersten. Ik denk graag dat dit geen toevalstreffer is, maar een voorbode van successen die gaan komen.
Mijn vader zei na de eerste wedstrijd waar ik niet in de prijzen viel ietwat spottend dat ik mijn verhalen dringend zou moeten herschrijven om een kans te maken in het literaire wereldje, en mijn vriendin vond dat ik maar een andere hobby moest zoeken. Ik wil hun gezichten nu wel eens zien, nu ik door mag naar de landelijke finale van Schrijverscapriolen.

Literair Nederland, vergeet mijn naam niet! Hier komt Krijn Krijbolder!


Ik hoop dat ik het deze week vanaf een podium mag voorlezen!
Krijn uit.

zaterdag 4 augustus 2007

De vuurproef, en een verzoek om suggesties


Ik ben behoorlijk zenuwachtig, omdat ik vanavond mijn eerste prijsuitreiking ga bijwonen. Ik hoop echt dat ik een van de drie prijzen ga winnen, en ik vind dat ik het verdien ook.
Het verhaal dat ik naar deze wedstrijd heb ingestuurd, 'Alea iacta est', is erg origineel. Het is namelijk volledig geschreven vanuit het perspectief van een pion in het spelletje Mens Erger Je Niet. Ik weet zeker dat dit concept nog nooit eerder is gebruikt. Hieronder een fragment:
Vanaf mijn huis loopt er maar één pad recht naar voren. Is dat het pad waarover mijn gezinsleden verdwenen zijn? Het moet wel. Er is één weggetje dat vanuit een andere richting op ons huis uitkomt, maar dat is onbegaanbaar, tenzij je van de andere kant af komt. En het ziet er niet naar uit dat er verderop nog kruispunten verschijnen. Er is één pad, dat als het ware afdwingt dat het gevolgd wordt. Dus ga ik op pad.
Klinkt spannend, nietwaar? Het wordt nog spannender:
Ik sprint zo snel ik kan. De roodhuid zit nog vlak achter me, maar hij staat stil, alsof hij niet meer weet welke kant ik in ben gerend. Ik ben doodsbang, maar stop geen moment, zelfs niet om achter me te kijken. Voor me is al genoeg te doen. Een vreselijk creatuur is opgedoken. Hij heeft een gestalte zoals ik en de roodhuid, maar zijn huid is blauw. Blauw. Blauw van top tot teen. Hoe kan dit? Hoe kan iemand zo misvormd raken? Heeft hij zijn huid slechts geverfd, of is hij blauw geboren? Geen tijd om me dit af te vragen. Hij staat op mijn weg, en ik besef dat ik in een hinderlaag gelopen ben. Voor me de roodhuid, achter me de blauwhuid. Zouden ze soms samenwerken om mij te grazen te nemen? Is dit het einde? Ik bid van niet.
Natuurlijk ga ik niet verklappen hoe het afloopt. Als ik win lezen jullie dat morgen misschien wel in de krant.
Op het moment dat ik dit schrijf tril ik van de zenuwen, hoewel de uitreiking pas over enkele uren plaats vindt. Het is een testament voor mijn toewijding aan het schrijverschap dat ik zelfs nu nog aan een nieuw kort verhaal werk, dat ik misschien ooit naar een andere wedstrijd zal insturen. Het gaat over een man die geobsedeerd raakt door een vioolmelodietje dat een straatmuzikant voor hem speelt. Hij krijgt dit muziekje niet meer uit zijn hoofd, en hij verliest er langzaamaan zijn verstand door.
Nu tob ik over hoe ik dit verhaal het beste kan laten aflopen. In mijn voorlopige versie vermoordt hij de violist met een bijl, waarna het melodietje hem verlaat, maar hij wel wordt opgepakt, 'met een krankzinnige grijns op zijn gezicht. "Het is voorbij", riep hij, "Het is eindelijk voorbij."
Toch ben ik hier niet helemaal tevreden over. Kan er iemand een beter einde bedenken? Suggesties zijn welkom.
Oh ja, ik laat jullie zo spoedig mogelijk weten of ik gewonnen heb!

donderdag 2 augustus 2007

Mijn repertoire (2)

Krijn hier.
Natuurlijk schrijf ik niet alleen maar korte verhalen. Momenteel ben ik ook aan een aantal langere verhalen (romans? Ooit wel, hoop ik) bezig. Het is alleen zo dat iedereen zegt dat je met korte verhalen gemakkelijker aan de bak komt, en dat je je van daaruit kunt uitbreiden naar het langere werk.
Een van de langere verhalen waar ik aan bezig ben is 32 juli, een thriller over een nabije toekomst waarin een grote ramp een einde heeft gemaakt aan 90 procent van de mensheid. Een overlevende van de ramp reist vanuit 2020 terug naar onze tijd om de ramp te voorkomen, en hij ontdekt dat op een dag die op geen enkele kalender genoemd wordt, 32 juli 2007, de zon voor de maan is geschoven waardoor de ramp zich voordeed. Hij moet dus terug zien te komen op dit onmogelijke tijdstip en zo de mensheid redden. Het wordt, denk ik, wel een erg lang werk.
Ook ben ik bezig aan Dood aan Gon Dapper, een humoristisch kinderboek over een man die wordt vermoord en terug uit de dood komt om wraak te nemen op zijn moordenaars. Dit klinkt misschien heel cliché, maar ik wil het in de vorm van een kinderboek gieten, en dat is nog nooit gedaan. Er zitten in het begin wel een paar verkrachtingsscenes, en ik denk dat ik terughoudend hiermee moet zijn, omdat de doelgroep wel kinderen vanaf 12 jaar is. Ook zit er geweld in, maar dat is dan meestal wel heel cartoonesk (onthoofdingen, waarna er met het hoofd wordt gebasketbald). Er gaan verder geen kinderen in dood of zo.
Tenslotte werk ik bij vlagen aan Angst in je hoofd, een psychologische thriller over een man die aan slapeloosheid leidt en stemmen in zijn hoofd gaat horen die hem zeggen dat hij de Antichrist is. Ik weet nog niet helemaal waar ik met dit verhaal naartoe wil, maar het moet eindigen met een confrontatie in een rijdende bus (dit stuk heb ik al geschreven) en ik wil de filosofie van Friedrich Nietzsche er wel in gebruiken. Verwacht dit boek niet binnenkort al in de boekenwinkel te zien.
Hier wou ik het weer bij laten. Op deze manier hebben jullie hopelijk een beter beeld van het stempel dat ik als auteur op mijn boeken wil drukken. Als ik een beroemd schrijver ben wil ik dat mensen aan de schrijfstijl en thematiek ook kunnen zien dat het van mij komt.
Wie weet ga ik met pseudoniemen werken ook, om een extra mystificatie te creeeren. Ik denk er wel eens na om een anagram van mijn naam, Krijn Krijbolder, te maken, maar ik kan de doos met Scrabblestenen nergens vinden. Heb jij een leuk anagram voor me? Laat het dan weten!
Krijn uit.

Mijn repertoire

Hallo, Krijn hier. Ik zal jullie weer wat over mijzelf vertellen.
In de loop der jaren heb ik mij als beginnend scrhijver aan een grote diversiteit aan genres gewijd. In elk belangrijk genre heb ik wel een kort verhaal geschreven. Schrijfwedstrijden hebben soms een bepaald thema, en op deze manier heb ik altijd wel een verhaal om in te sturen.

Mijn favoriete genre is de satire. Zo heb ik laatst een satirisch verhaal geschreven over een aantal oplettende burgers dat een buurtpreventie opzet om hun buurt te bewaken, hetgeen verschrikkelijk uit de klauwen loopt. Het eindigt met een grote schietpartij op een schoolplein.

Daarnaast schrijf ik graag over vervreemding en toenemend individualisme en bureaucratie in onze (post)moderne samenleving. Zoals 'Los', over een man die alle regels en gedragsnormen zo zat is dat hij zich hiervan los worstelt. Hij kom zo echter ook los te staan van de zwaartekracht en tuimelt aan het eind de lucht (leegte) in.

Verder schrijf ik ook wel filosofisch werk. Bijvoorbeeld 'De Nergensman', over een man die in het solipsisme gelooft; híj is de enige die werkelijk bestaat, alles om hem heen komt uit zijn geest en gedachten voort. Dit leidt hem ertoe een massamoord te plegen op alle andere mensen, door ze weg te denken. Tenslotte laat hij ook de wereld zelf verdwijnen, daarmee zijn geest in een grote leegte sluitend.

Ook schrijf ik graag griezelverhalen, zoals 'Uit de Diepte', over een badmeester die ontdekt dat er in zijn zwembad een poort naar de onderwereld zit, waaruit wezens met tentakels komen die zo nu en dan badgasten mee de diepte in sleuren. Ik laat me graag inspireren door het werk van H.P. Lovecraft.

Ik heb inmiddels zelfs een nieuw genre bedacht: het teletekstverhaal. Ik hoop mijn eerste boek, een bundeling van korte verhalen, dit thema mee te geven. Het idee van een teletekstverhaal is heel simpel; je neemt een headline van teletekst en schrijft hier een verhaal omheen.
Mijn eerste teletekstverhaal was 'Drukke uitvaart doodgestoken Belg', die ik al snel liet volgen door 'Economen kraken kabinetsbeleid' en 'Verdachte bombrief opgepakt'. Momenteel ben ik bezig aan 'Russische schepen op de Noordpool', dat de kern van mijn boek moet gaan vormen.

Ik hoop dat jullie zo een beetje een beeld hebben gekregen van mijn kunnen als schrijver. Hopelijk zien jullie mijn werk binnen een aantal jaar op de schappen van je lokale boekwinkel liggen. Aarzel dan niet om het aan te schaffen; ik kan je verzekeren dat het de moeite waard zal zijn!

Krijn uit.

woensdag 1 augustus 2007

Bedankbriefje # 1

Een van de eerste schrijfwedstrijden waar ik een verhaal voor heb ingestuurd was Write Now! Ik denk dat het met mijn schrijftalent wel goed zit en ik ga er van uit dat ik wel bij de eerste drie eindig, zeker gezien het feit dat deze wedstrijd open staat voor 14-24-jarigen. Ik ben 21, en heb daarmee een zekere voorsprong op jongere kandidaten.
Daarom ben ik zo vrij geweest om alvast een speech te schrijven voor als ik mijn prijs mag komen ophalen.

Beste aanwezigen, juryleden, medekandidaten van Write Now!

Ik wil beginnen met te zeggen dat dit een enorme verrassing voor mij is. Dit was eigenlijk de eerste keer dat ik met een verhaal van mij mee ding naar een prijs als deze. Ik had er echt geen rekening mee gehouden dat ik nog zou kunnen winnen ook. Ik deed eigenlijk vooral mee om, wel, om het meedoen zelf. Dit is ongelofelijk. Ik ben als ik heel eerlijk moet zijn pas een paar jaar bezig met het schrijven van korte verhalen, en heb pas een week of wat geleden besloten dat de tijd rijp was om aan schrijfwedstrijden mee te doen. Uiteraard had ik niet verwacht meteen te zullen winnen; zo arrogant ben ik nog net niet. Natuurlijk; ik heb deze speech geschreven, maar dat was alleen omdat ik niet kan improviseren. (wacht op gelach)
Toen ik jong was wilde ik eigenlijk striptekenaar worden, maar dat heb ik maar opgegeven, omdat, omdat ik niet kan tekenen, daarom. (wacht op gelach) Het liefst schreef ik teksten; de tekeningen waren voor mij toen al bijzaak. Pas toen ik mijn aan mijn studie Journalistiek begon kwam ik op het idee om eens wat te gaan schrijven. We weten nu allemaal hoe dat is afgelopen.
Het mooie is dat je op zo’n avond ook een heleboel ideeën op doet voor nieuwe verhalen. Ik heb de afgelopen weken sowieso een aantal mensen gesproken die allemaal van alles te melden hebben waarmee ik ook van alles kan. Als je schrijver bent ga je in een keer zoveel op details letten; dat is echt alsof er een switch in je wordt omgezet, heel grappig.
Ik wil iedereen die vanavond níet gewonnen heeft op het hart drukken dat ze gewoon vol moeten houden. Dit zijn dan wel míjn fifteen minutes of fame (wel, ik hoop dat het er meer worden, en ik ga er mijn best voor doen; deze prijs was daar de perfecte aanmoediging voor), maar er zijn zoveel schrijfwedstrijden in het land dat iedereen wel een keer aan de beurt om te winnen.
Ik zal het hierbij houden. Lange redevoeringen zijn een vijand van het geheugen. Ik wil u allen ten zeerste bedanken. Graag bedenk ik tevens mijn vriendin, mijn vrienden, mijn ouders, die mij al die tijd aangemoedigd hebben de pen op te pakken.

Bedankt.

Dit is dus mijn bedankwoordje. Aanmerkingen/suggesties zijn welkom! De uitreiking zelf laat toch nog even op zich wachten.

De Aftrap

Hier ben ik dan. Krijn Krijbolder.
Toen een kennis mij tipte dat iedereen tegenwoordig zijn verhaal kwijt kan op het Internet was mijn interesse meteen gewekt. Ik vroeg hem hoe dat werkte, zo'n blog, en of het geld koste. Toen bleek dat met het maken van een blog kosten noch (grote) moeite waren gemoeid was ik op slag verkocht. Ik heb immers genoeg ervaringen die ik met anderen wil delen. Internet leek mij daarvoor het beste medium, daar anderen zich in het dagelijks leven nogal eens van mij afwenden wanneer ik aan hen mijn verhaal probeer te doen.
De komende weken zal ik aan jullie mijn leven beschrijven, mijn ambitie delen.

Ik heb de ambitie om schrijver te worden, een ambitie die al jaren in mij brandt. Al drie jaar om precies te zijn. De afgelopen drie jaar heb ik bijna elke week wel een kort verhaal geschreven, waardoor ik nu over een overweldigend bestand aan korte verhalen beschik.
De volgende stap is om deze verhalen ergens geplaatst te zien, om er een doorbraak mee te bereiken. Ik heb verschillende verhalen ingestuurd naar de vele schrijfwedstrijden die ons kikkerlandje rijk is, en de komende weken hoop ik de vruchten van mijn noeste arbeid te kunnen proeven.

Uiteraard houd ik jullie op de hoogte van mijn ervaringen!