zaterdag 18 augustus 2007

De laatste hand

Het is zover.
32 juli: Delta Dilemma, mijn futuristische fantasiethriller, is af. Af!
Sinds ik weer beter ben heb ik stug doorgewerkt aan mijn epos, en een klein half uur geleden heb ik er de laatste hand aan gelegd. Ik ben er erg tevreden over, met name over de ontknoping, want daar heb ik nog erg mee geworsteld. Ik heb er nu toch maar voor gekozen om het geheel open te laten eindigen, en erbij te vermelden dat een vervolg weldra wordt verwacht. Ik denk dat ik vandaag aan het vervolg begin. Deze zal 32 juli: Hawking’s paradox gaan heten. Ik wil hier namelijk op de een of andere manier de theorieën van Stephen Hawking, de slimste man te wereld, betrekken. Ik hoop dat er een paradox in zijn werk zit; dat zou echt goed uitkomen.
Ik ga deze middag eerst mijn hele verhaal nog eens doorlezen, om te kijken of er geen tegenstrijdigheden in zitten, en vanavond zal ik het opsturen naar een uitgever. Ik hoop dat die er iets mee kan. Ik weet nog niet zeker naar welke uitgever ik het stuur. Ik zou mijn manuscript naar een stuk of vijf uitgeverijen tegelijk kunnen sturen, maar dan zouden ze er om gaan zitten vechten, en ik weet niet of dat een uiteindelijke publicatie ten goede zou komen.

Mijn humeur is nu zo goed dat niets het meer kan verpesten. Ik heb gisteren en vandaag weer enige afwijzingen gekregen van korte verhalen die ik naar literaire tijdschriften heb gestuurd, maar dat kan me niet meer bommen. 32 juli zal mijn ticket tot literair succes zijn. Ik zal gelezen worden!
Morgenmiddag weer een prijsuitreiking. Ik hoop dat ik win. Dat zou echt prachtig zijn. Naar deze wedstrijd heb ik geloof ik een verhaal gestuurd over een zwembad waar een sekte allerlei vreemde rituelen uitvoert. Ik hoop ooit een heel genre omtrent de zwembadroman op te zetten, maar dat zal nog even moeten wachten.

Hieronder nog een stuk uit het eerste deel in de 32 juli trilogie:

Herrich W. Schliemann zat in zijn werkkamer zijn memoires te schrijven. Hij was nog geen veertig maar het was nooit te vroeg voor memoires. Wat als hij vandaag nog in een ‘freak accident’ gedood zou worden? Dan zou niemand weten hoe hij bepaalde gebeurtenissen uit zijn leven zag en herinnerde. Dat zou een ramp zijn. Schliemann achtte zichzelf van onschatbare cultuurhistorische waarde. Zijn dood zou een enorme klap voor de Awarkaanse geschiedenis zijn.
Hij was nog niet ver met zijn memoires. Tot nu toe had hij een titel en een eerste regel. De titel, ‘Leven met de dood op de hielen’, was op zich niet bijzonder van toepassing op zijn leven, maar klonk wel goed, en het was nog niet te laat om te gaan leven met de dood op de hielen, nietwaar?
“Ik was drie toen ik me voor het eerst realiseerde dat de wereld een vreemde plaats was.”, luidde de eerste zin. Schliemann was hier bijzonder te spreken over. Uit deze zin sprak veel verwachting voor de rest van het boek.
Er werd geklopt.
“Niemand mag me storen als ik aan mijn memoires werk!”, riep Schliemann.
Tot zijn irritatie ging de deur open. Ruddystrut Curstalotta stak zijn hoofd naar binnen. “Meneer Schliemann, er zijn ontwikkelingen waar u misschien van zult willen weten.”
“Wat dan? Wat kan er in ’s hemelsnaam zo belangrijk zijn dat je het nodig achtte me te storen? De Nieuwropeanen zijn toch zeker vertrokken? We zijn toch zeker aan de winnende hand?”
“Dat is nu net het probleem, meneer Schliemann. De Nieuwropeanen komen terug. We dachten dat ze weg waren, maar nu komen ze terug.”
“Terug? Dat is onzin.”, zei Schliemann, “Krijsenhouwer vertelde me dat hij een list had gebruikt, waardoor alle Nieuwropeanen nu hals over kop zijn vertrokken.”
“Wel, ze zijn nu in ieder geval terug. En het ziet er niet naar uit dat ze binnenkort weer weg gaan…”
De burgemeester stond op. “Gloeiende goden, als je gelijk hebt zijn we lelijk de klos!”
Met groeiende ongerustheid haastte Schliemann zich naar de stadsmuren.

Morgan hielt halt. Tien meter van hem vandaan torende het massieve stenen blok dat Omeodat was. Vierkant, hoog, gebouwd uit rode bakstenen. Het leek wel een Lego-doos, hoewel Nieuwropeanen niet bekend waren met het concept van Lego.
“Dat is een grote stad.”, zei Gon. Normale mensen dáchten zoiets.
Morgan gromde iets en keek in het rond. Er waren geen Awarkanen in hun buurt. Een paar meter verderop diende een groep Nieuwropese militairen enkele Awarkanen de genadeslag toe. Een stilte viel in het groepje.
“Dit is echt een grote stad.”, zei Gon. Hij hoopte op een reactie.
“Ja, het is een grote stad.”, zei Morgan, “Bijna even groot als de klap die ik je geef als je je kop niet houdt. Ik moet me concentreren.” Hij gniffelde in zichzelf om deze snedige opmerking.
“Nou zeg…”, zei Gon. Hij keek opzij en zag dat een groep Nieuwropeanen met een stormram in de weer was. Zouden ze daarmee de poorten van Omeodat proberen in te rammen?
Morgan bekeek de top van de muren aandachtig.
“Die katapulten zijn wel erg groot.”, peinsde hij.
“Ja”, zei Gon, “Maar wij hebben ook katapulten.”
“Ja, dat weet ik. Wist je dat ik degene was die het hele concept bedacht van het lanceren van de hoofden van de gedode tegenstanders?”
Gon wist dit wel. Morgan had het erg vaak over. Het was een van zijn weinige strategische wapenfeiten.
“Ja, dat was een goed plan.”, gaf Gon toe, “Alleen vervelend dat ze die hoofden na een tijdje begonnen terug te schieten.”
“Ja, dat was onverwacht.”, zei Morgan.


Hoe kan iemand dit boek nou weigeren? Een retorische vraag natuurlijk, want geen uitgever zal 32 juli weigeren. Daar is het te origineel voor. Ik laat het jullie weten als het wordt uitgegeven!Krijn uit!

5 opmerkingen:

Anoniem zei

Krijn, ik heb al eens eerder een bericht achtergelaten op je blog, en ik voel met gedwongen dat nu weer te doen.
Ten eerste vind ik je verhaal leuk, en ook tamelijk sterk. Maar ik blijf erbij dat je een post-apocalyptische samenleving niet zo joviaal kan afbeelden. Dat vervreemdt de lezer. Misschien kan je die hele ontstaantsgeschiedenis laten voor wat het is, en het geheel plaats laten vinden in een parallel universum. Eerlijk gezegd zou ik helemaal geen verwijzingen naar plaats en tijd maken, laat de lezer dit zelf uitzoeken, dat lijkt me veel beter passen bij de algehele toon van hetgeen je schrijft.
Ten tweede wil ik je er op wijzen dat, ondanks je goede bedoelingen, uitgeverijen er lang niet altijd dezelfde mening op nahouden als de auteur. Ga nu maar gewoon van het slechtste uit, dan kan het enkel meevallen...

Anoniem zei

Hier sluit ik me aan. Ik stuur al jarenlang van alles op naar uitgeverijen en wedstrijden, om telkens weer nul op het (uiteraard spreekwoordelijke) rekest te krijgen. Er zijn nu eenmaal maar heel weinig mensen die bij hun eerste poging al succes hebben. Daarnaast is er in Nederland helaas écht geen markt voor postapocalyptische thrillers. Het is echt verstandiger om gewoon een roman te schrijven, misschien iets autobiografisch of zo, of desnoods een detective. Zolang het maar niet te vreemd is; zoiets schrikt je potentiele publiek alleen maar af. Je moet niet voor jezelf schrijven, maar voor je lezer.

Anoniem zei

Dat is ook wel weer een beetje dramatisch. Je schrijft uiteindelijk altijd voor jezelf; waarom zou je het anders doen? Als je echter uitgegeven wil worden moet je wel de commercielere aspecten van je schrijven in de gaten houden. In dat opzicht sluit ik me dan ook volledig bij Alec aan.

Anoniem zei

Ik ben de mening toegedaan dat je als je commercieel wilt schrijven in het geheel niet voor jezelf kunt schrijven. Tenzij je net zo dom bent als het gemiddelde publiek natuurlijk. Als je voor een publiek wilt schrijven moet je je altijd aanpassen aan de domme, domme wensen van dat domme, domme publiek.

Krijn K. zei

Ik weet er inmiddels alles van. Ik denk dat het publiek mij niet zo moet. Maar dat gaat allemaal veranderen als 32 juli uit komt.